Een jongensdroom.  Ik wil op bizonjacht.  Nu of nooit.  Weg van de duffe boekenwijsheid, terug naar de bron. Het ongerepte van de natuur wenkt. Waarom?  Is het een vlucht uit de verveling, een romantische bevlieging?  Divertissement?

Bovendien, wat hoop je ermee te bereiken, Will Andrews? En als je te weten komt wat je wilt weten, wat ga je dan doen? vraagt hem Miller, de leider van de expeditie.1

Ik zal alleen maar mezelf worden, bedenkt Andrews pakweg honderd bladzijden verder. 2

Dat kennen we: op zoek naar de bron, naar je ware zelf. Geen inspanning is ons te veel, zelfs niet als onervaren groentje met doorgewinterde cowboys meegaan op bizonjacht. Het mag een beetje moeilijk zijn.

Om een lang en voorspelbaar verhaal kort te maken, het loopt niet goed af. Spanningen binnen het team, discussies over de juiste aanpak, verveling, routine, het gevoel alsof hun bewegingen nergens toe leidden 3, het weegt allemaal loodzwaar op Andrews en zijn kompanen. De tijd en de stilte zijn meedogenloos:

 

Hij leerde de stilte waarin hij leefde te aanvaarden, en probeerde er betekenis aan te ontlenen. 4

…de tijd die niet verstreek, maar die hem onbeweeglijk op de plek hield waar hij zich bevond. 5

 

Stilte en stilstaande tijd, we kennen ze vanuit de zendo!

 

De mannen geraken gedurende maanden ingesneeuwd en wanneer ze, als de dooi intreedt, met hun buit aan bizonvellen naar huis terugkeren, verliezen ze alles in één keer. Bij het oversteken van een kolkende rivier wordt hun hele hebben en houden meegesleurd en verliest Schneider, de vilder, het leven.

Dat zijn de feiten. Het noodlot slaat onverbiddelijk toe.  Het was allemaal ten ondomme geweest, zou Streuvels gezegd hebben.

Triest, maar banaal verhaal.  Goed en meeslepend verteld.  Maar zo zijn er toch vele?  Wat maakt dieze roman dan zo bijzonder?

De sleutel ligt in een passage op bladzijde 270.  Andrews had zich afgewend. Van de gevelde bizon.  Net zoals hij zich voor zijn vertrek uit Butcher’s Crossing had afgewend van Francine.  Francine, de „goede prostituee”, bij wie hij zonder met haar te vrijen wegvlucht.

 

Vlak voor hij in slaap viel, legde hij een zwak verband tussen het zich afwenden van Francine die avond in Butcher’s Crossing, en het zich afwenden van de leeggehaalde bizon eerder die dag, hier in de Rocky Mountains in Colorado.  Het kwam hem voor dat hij zich niet van de bizon had afgewend vanwege een verwijfd soort misselijkheid door bloed, stank en vallende darmen.  Het kwam hem voor dat hij misselijk was geworden en zich had afgewend, omdat hij schrok van de aanblik die de bizon hem bood, kort daarvoor trots, edel en vol van de waardigheid van het leven, nu spiernaakt en hulpeloos, een groot, lomp stuk vlees, ontdaan van zichzelf, of van zijn idee van dat zelf, grotesk, honend voor hem heen en weer zwaaiend.  Het was niet zichzelf.  Of het was niet het zelf zoals hij zich het had voorgesteld.  Dat zelf was vermoord.  En in die moord had hij de vernietiging gevoeld van iets wat in hem zat, en hij was niet in staat gebleken om dat onder ogen te zien.  Daarom had hij zich afgewend. 6

 

Het gaat om de blik.  De blik in de ogen van de bizon, in de ogen van de prostituee.  Die aanblik die leert dat het gebruiken, het afmaken van dier of mens  schrikwekkend gepaard gaat met het vermoorden van je eigen zelf. Het vellen van de bizon, het gebruiken van Francine, hij kan het niet, wendt zich ervan af.  Want wie de ander vernietigt, vernietigt zichzelf. Zoals wie anderen redt, zichzelf redt. Dat is de samutpada uit het mahayanaboeddhisme.

Later,wanneer hij na de expeditie terugkeert bij Francine, zal Andrews haar voor het eerst echt „zien” met de blik van mededogen:

 

Zoals hij haar nu zag, lelijk van de slaap, had hij haar nog niet eerder gezien. (…) Maar nu hij haar zo zag, weerloos in slaap en in de onschuld van de slaap, werd hij getroffen door een onwillekeurig en vriendelijk soort medelijden. (…) Hij dacht terug aan die eerste avond dat hij in haar kamer was gekomen, maanden geleden, en aan  het medelijden dat hij had gevoeld vanwege de vernederingen, de grofheden die ze had leren verdragen.  Nu deed dat medelijden hem verachtelijk en gemeen aan. 7

 

De eerste keer had hij medelijden gevoeld vanwege de grofheden, zoals de gevelde bizon hem had doen walgen vanwege stank, bloed en vallende darmen. Nu ziet hij Francine als  een unieke persoon. Kwetsbaar, onschuldig, lelijk.

 

Toch blijft zijn onvermogen om haar echt lief te hebben te groot.  We krijgen geen romantische happy ending. Er is immers behalve inzicht ook iets in hem dat kapotgegaan is.  Die twee gaan samen, winst en verlies. De passie voor Francines lichaam is weg, net zoals hij zich de passie niet meer kan herinneren 

 

om een half continent over te trekken, naar een wildernis waarover hij had gedroomd, als in een visioen, dat hij er zijn onveranderlijke zelf zou kunnen vinden.  Bijna zonder spijt kon hij nu toegeven dat deze passies waren voortgekomen uit ijdelheid.

Dat was het niets waarover Mac Donald (…) had gesproken, (…) de helderblauwe leegte in de starende blik van Charley Hoge, (…) de minachtende blik waarmee Schneider naar de rivier had gekeken, (…) het blinde volhouden op het gezicht van Miller, (…) de onverholen wanhoop (…) van Mc Donald. (…) Dat was wat hij nu in het slapende gezicht van Francine zag (…). 8

 

IJdelheid, alles is ijdelheid, zegt Prediker. Al ons rusteloos zoeken, naar ons zelf, naar avontuur, passie… het blijkt zo vaak een vertwijfelde leugen.  Ze zit 

 

in iedereen, (…) klaar om te verslinden en te verscheuren, tot er niets anders meer over was dan de leegte (…). 9  Nou, er valt niets te ontdekken (…) Je hele leven is op leugens gebaseerd…, en dat dringt pas tot je door als je op het punt staat te sterven - dat er niets is, niets anders dan jezelf en wat je had kunnen doen.  Alleen heb je het niet gedaan, omdat je door al die leugens dacht dat er iets anders was. 10

 

Er was niets anders. Het avontuur is mislukt, Butcher’s Crossing wordt een spookstadje waar niets meer te verdienen valt, Schneider is omgekomen, Mc Donald is failliet, Francine blijft alleen achter. 

En wat ga je nu doen, Andrews, nu je weet wat je weet? Tabula rasa de leegte in. Lessen trekken uit de leugen.  Wakker worden.  Ontwaken. Doen wat moet gedaan worden nu alle leugens doorprikt zijn.

 

Het verhaal eindigt met een westerncliché zo groot als een huis:

 

Hij nam een diepe teug van de aangenaam geurende lucht die van het verse gras opsteeg en zich vermengde met het muskusachtige zweet van zijn paard en reed het open land in. 11

 

Het open land. De oneindige ruimte van alle mogelijkheden na de leugen. De sprong vanaf de dertig meter hoge zuil.  De volle ledigheid in:

 

Op een globale richting na, wist hij niet waarheen hij ging.  maar hij wist dat hij daar later op de dag wel op zou komen.  Hij reed verder zonder haast, en voelde achter zich de zon langzaam opkomen en de lucht tastbaar worden. 12

_________________

 1 Williams, J. (2014). Butcher’s Crossing. Heerenveen: De Dwarsligger. Jongbloed. (p. 53)

 2 O.c., p. 109

 3 O.c., p. 129

4  O.c., p. 359

5  O.c., p. 365

6  O.c., pp. 269-270

7  O.c., pp.485-486

 8 O.c., pp. 487-488

9  O.c., p. 466

10  O.c., p. 446

11  O.c., p. 490

12  O.c., p. 490