Vind de plaats op de plek waar je bent. Vorige week heb ik die oproep van Meester Dōgen (1200-1253) als nieuwjaarswens naar vrienden en bekenden gestuurd. Waarom zelf voor een melig nieuwjaarscliché kiezen, als er plots een diepzinnige man van zen opstaat met  iets veel beters? Zijn opdracht komt uit de Shōbō-genzō, m.n. uit de Genjō - Kōan.1

 

Als er één goed voorbeeld is van dukkha, dan wel onze hardnekkige ongedurigheid; we willen nooit blijven op de plek waar we terechtgekomen zijn. Altijd denken we dat het elders beter is.  Als we thuis zijn, willen we op reis, zijn we weg dan vinden we het nergens beter dan thuis. Rusteloze wezens zijn we, nooit tevreden met ons lot, laat staan gelukkig. 

Nochtans, kijk naar de vogelen des velds:

 

Een vogel vliegt in de lucht

en hoe ver hij ook vliegt, er komt geen eind aan de lucht.

 

Wat je ook doet, je ontkomt nooit aan de plek die je toevalt. En altijd is daar de oneindige lucht, die je in- en uitademt, die jou alsmaar draagt, of je dat nu wilt of niet. Die lucht  biedt steun. Soms vergeet je dat, omdat je vastzit in illusies, en lijkt het alsof alle steun is weggevallen en er alleen nog maar weerstand is. Dan verlang je ernaar eruit te stappen, de wijdse ruimte te verlaten in de hoop zo je lot te ontvluchten.  Maar je kunt niet zonder de lucht; de lucht, dat is de waarheid, de diepste Wijsheid voorbij alle wijsheid.

 

Maar verlaat de vogel het luchtruim,

dan zal hij onmiddellijk sterven.

(…)

 

Zonder de oneindige ruimte van de lucht heeft een vogel geen leven; zonder deelname aan de Wijsheid voorbij alle wijsheid, kunnen we alleen nog maar (letterlijk of figuurlijk) sterven. 

Als wij zo vaak in ons leven onze plaats niet vinden, dan komt dat doordat wij met ons eindeloos vasthouden aan begeerte en afkeer niets anders doen dan de grenzen opzoeken van ons lot. We rekken ze op, leggen het lot of God onze eisen op, gooien het op een akkoordje met ze, of dagen ze uit. Of, erger nog, we verliezen ons in diepgaande studie, om toch maar te begrijpen wat niet te begrijpen valt. Zo draaien we rondjes, tot we er dol van worden en onszelf  uitgeput klem rijden.  Nog voor we echt aan leven, aan bewegen zijn toegekomen, hebben we onszelf al verdoemd tot levende lijken.

 

Welnu, als een vogel of vis probeert om de grens van zijn element te bereiken alvorens erin te bewegen, dan zal de vogel of vis zijn weg en plaats niet vinden.

 

Het enig wat we kunnen doen, is onze plaats vinden, beter gezegd: erkennen. Die plaats ligt niet ver weg, we hoeven er onze partner, ons huis, onze carrière niet voor in te ruilen.  Boulot, métro, dodo kunnen ook helpen.

 

Als je je plaats vindt op de plek waar je bent, dan treedt er oefening op waardoor het fundamentele principe wordt verwerkelijkt. (…)

 

Dit is de plaats: hier, waar we nu staan of neergezet werden.  Alles wat op ons pad komt is meteen Het Pad (met hoofdletters), waardoor, zoals Dōgen zegt, het fundamentele principe (lees: de Wijsheid) wordt verwerkelijkt. 

Alles is oefening, en alle oefening ís verlichting, boeddha, of ware zelf.  Dat zegt ook Hakuin (1686 - 1769):

 

Nirvana is hier, voor onze ogen;                                                                                                        Deze plaats is het Lotusland;                                                                                          dit lichaam is het Boeddhalichaam. 2

 

En dat is precies ook de boodschap van Dōgens Genjō - Kōan: dat nirvāna, verlichting, boeddha, Lotusland, je ware zelf…al aanwezig zijn hier en nu.  Alleen door van dag tot dag te doen wat moet gedaan worden, komt de boeddha in je vrij. De kans dat dat gebeurt tijdens langdurige ijverige bestudering van de Geschriften is gering.  Je hebt meer kans op verlichting tijdens de afwas of bij het sussen van een krijsende baby.  Daar is de plek waar je je plaats en draai moet vinden.

_______________________

1 www.stiltij.nl/meditatie/

 Hakuin  (1686-1769): Lofzang op zazen.

Zie ook zenthema 79