Het is goed af en toe een paar basisbegrippen van zen in herinnering te brengen.  Onderstaande tekst is een aangepaste versie van wat ik ooit eens mocht vertellen tijdens een pedagogische studiedag op school.

 

Mediteren, dat is de stilte in gaan  Alles staat of valt daarmee.  Wie kennis wil maken met zen(boeddhisme), doet dat het best buiten de woorden om, in de praktijk van het stille zitten. Toch kan ik niet anders dan spreken, woorden gebruiken om iets te zeggen dat niet uit te drukken valt in woorden.  Dat is alvast een eerste paradox van zen. 

 

Even paradoxaal klinkt misschien het volgende. Zen gaat over openheid.  En toch is er als wij hier samenkomen geen plaats voor een fijne discussie.  Niet omdat we het hebben over dogma’s die je maar moet aanvaarden, maar wel omdat wat gezegd wordt eerst de tijd moet krijgen om door te dringen en te bezinken. Dat kan alleen in de stilte.  Daarna kan men de discussie aangaan, eerst en vooral met zichzelf.

 

Derde paradox: wat ik zeg mag dan al waardevol zijn, ja zelfs waar, je mag er niets van geloven! Tenzij je het in de praktijk ervaren hebt.  Wie straks meent zen begrepen te hebben, heeft niet goed geluisterd. Als je de Boeddha tegenkomt, dood hem.  Hecht je nooit aan welke zekerheid ook, zelfs niet als ze van de Boeddha of Christus zelf zou komen. Je verstand aan de kapstok hangen is het slechtste wat je kunt doen. Onderzoek alles en behoud het goede, zegt Paulus. 1

 

We zitten niet gezellig lekker samen.  We zitten hier samen alleen.  We delen een fundamentele eenzaamheid, die wel eens tot moedeloosheid leiden kan. Die eenzaamheid wordt concreet in de oefening dat we elkaar straal negeren.  Dat kan bevrijdend zijn. We proberen daarom, bij wijze van experiment zo weinig mogelijk (oog)contact met elkaar te hebben. 

 

We zitten - samen alleen 2  - in en om de lege ruimte.  Die lege ruimte is heilig, we doorkruisen ze niet, maar lopen eromheen. 

Bij het betreden van de zendo maken we een buiging naar de lege ruimte.  Dat we het daar moeilijk mee hebben, is niet meer dan normaal; het laatste wat we willen is ons onderwerpen.  Buigen in de lege ruimte is echter niet zozeer een teken van onderwerping, maar van eerbied.  We buigen overigens ook naar elkaar bij het begin van de meditatie.

Waarover gaat het nu in zen?

 

Ooit vroeg ik in de klas wat het ergste is dat een mens kan overkomen.  Na veel vijven en zessen kwam er uiteindelijk een niet voorgeprogrammeerd antwoord van een meisje dat zei: “Alleen te moeten sterven.”

Dat is de vraag waarmee we vertrekken. Wat gaan we doen als we er volstrekt alleen voor staan, als we het niet meer zien zitten, omdat alles vastloopt?  Het is ook de koan van Hisamatsu: “Wat ga je doen als je alles gedaan hebt en niets helpt?  Wat ga je doen als je alles gezegd hebt, en niets helpt?  Als je alles gedacht hebt en niets helpt?”

 

Dat is de grondvraag van zen. Je vertrekt van dat vastlopen, die ondoorgrondelijke muur. Dat is de koan, het raadsel dat je leven is, het raadsel dat je moet oplossen.  Maar wat je ook probeert, niets helpt. Aan goede wil ontbreekt het niet.  Integendeel, er is te veel goede wil, er is te veel ambitie om alles op te lossen en alle pijn uit je/de wereld te helpen.  Toch lukt het niet. Precies omdat we het probleem te lijf gaan met de middelen die we kennen: rationeel, logisch nadenken, het probleem analyseren, in stukken hakken, etiketteren, diagnostiseren, oplossen en vergeten. Iedere keer weer moeten we met scha en schande toegeven dat het niet lukt.  Wat ga je dan doen? Spannend!

 

Wat ik tot nu toe verteld heb bevestigt je waarschijnlijk in je vooroordeel dat het boeddhisme erg pessimistisch is.  Dat is het NIET, al kun je er niet omheen dat de eerste wet van de Boeddha luidt: Dit monniken, is de edele waarheid van lijden (dukkha) 3. Dukkha is een beladen woord, laten we het maar vertalen als onvolkomenheid, het gevoel dat we hebben dat er iets schort aan ons bestaan.  Je kunt het nog het best vergelijken met een slepend wiel; je kunt er een heel eind mee fietsen, maar echt lekker loopt het nooit.  Het is zoiets als een zeurende pijn, die ons overal vergezelt.

 

Dat lijden heeft een oorzaak. Dat staat kort maar krachtig in de tweede wet: Lijden ontstaat door begeerte 4. Dat betekent niet dat we niet mogen verlangen - we zouden anders slechts robots zijn - maar dat een obsessieve hunkering (tanha; cf. Lat.: tendere: strekken, reiken naar) linea recta naar ons ongeluk voert. Het voortdurend uitreiken naar de wortel die we onszelf voorhouden zorgt ervoor dat we in een kramp geraken en niets meer tot stand brengen. We koesteren de illusie dat we, als we maar hard ons best doen, ons doel zullen bereiken.  Spijtig genoeg is het vervelende van doelstellingen dat ze er steeds nieuwe oproepen.  Een dergelijke illusie vertaalt het boeddhisme als avidia (onwetendheid). We leven in de leugen van ons gedroom en het is dringend nodig dat we daaruit ontwaken. De Boeddha is de Ontwaakte, degene die wakker geworden is. (cf. Ru: boeditj: wakker worden).  Hoe wij dat moeten doen?  De Boeddha doet daar niet flauw over: Stop daarmee, met dat gehunker! 5 Want, zoals oma zei: “Wie te veel wil, krijgt niets.”  “Tenzij, ellende”, voegt de Boeddha eraan toe.

Aangezien de Boeddha begreep dat een handleiding vaak nuttig is, schonk hij ons Het achtvoudige Pad, om ons een beetje op de rails te houden.6

 

Het uiteindelijke resultaat is de prajna paramita, de Diepste Wijsheid voorbij alle wijsheid Daardoor ontwaak je, zoals Hisamatsu zegt, tot je ware zelf. Je ware zelf ligt voorbij alle menselijke wijsheid, je kunt het niet in rationele mensentaal vatten, het is meer een zaak van niet-weten dan van weten en meten.  Maar in alles wat je raakt en bezighoudt, schemert er af en toe iets van door.

Mooi zo, dat ontwaken tot je ware zelf, maar het klinkt nu wel erg zweverig. Zen is doodnuchter nochtans.  Er kan geen sprake zijn van Wijsheid voorbij alle wijsheid, als er niet ook sprake is van maha karuna, groot mededogen. Je ontwaakt niet voor jezelf, maar voor iedereen.  De bodhisattva stelt zijn persoonlijke verlichting uit, zolang niet alle levende wezens verlicht zijn. Karuna betekent delen in het lijden van alles en allen.  Meer to care dan to cure. 

 

Ga er maar eens aan staan!  Wie kan ooit zoiets tot stand brengen? Het prototype van de boeddhist is de (t)huisloze. Ons wegtrekken zal niet tevergeefs zijn maar vruchtbaar zijn en resultaat opleveren.7 Het betekent niet dat we ons moeten hullen in wereldvreemdheid en de boel de boel maar laten.  Integendeel, precies in ons dagelijks bedrijf moeten we alles achterlaten, alles loslaten wat we van ‘thuis’ hebben meegebracht: onze overtuigingen, onze vooroordelen, regels, conventies, zekerheden. Zo komen we terecht in het domein van niet-weten, in de Leegte die oneindig veel mogelijkheden biedt. Ons probleem is dat we die sprong niet durven wagen. We zijn bang, niet meer, niet minder. Daarom moedigt een van de zensoetra’s ons aan: ….Vergeet alle angst, in ons breekt het leven door. 

 

Het zal duidelijk zijn dat de Leegte waarover het vandaag gaat geen nihilistische bijbetekenis heeft. Leegte heeft te maken met wat Lucebert noemt de ruimte van het volledige leven. Dit is de plek, dit is het leven zoals het is. Hier gebeurt het. Hier leren we hoe we in het volledige leven kunnen staan: zonder te oordelen, gewoon met mildheid waarnemend en benoemend wat zich aandient. Dat veronderstelt wel een bovenmenselijke onthechtig, zal iedereen opmerken.  Inderdaad! Het vergt de moed tot het onmogelijke.8

 

Waarnemen, benoemen wat zich aandient, niet oordelen… kun je dat leren? Natuurlijk wel, wakker en aandachtig blijven leer je door te mediteren. Basisvereiste is dat je er de tijd voor neemt om alles op te schorten, om je terug te trekken, alleen met jezelf te zijn in een kamer, weg van alles wat Pascal divertissement (verstrooiing, alles wat onszelf uiteen drijft) noemt. Meditatie is geen wondermiddel dat al je problemen oplost.  In het begin zullen je problemen zich alleen maar scherper stellen.  Meditatie is geen kalmeermiddel, geen mentale fitness en geen wellness.  Meditatie kan wel een oplosmiddel zijn, in die zin dat na verloop van tijd kan blijken dat een aantal hardnekkige levensraadsels verdampt zijn.  Het is alsof ze zijn losgekomen, zoals een blad dat in de herfst van een boom valt. Het befaamde loslaten in zen is niets meer dan toestaan dat wat ons dwarszit los van ons komt te zitten, om mettertijd te verdwijnen. Dat het daartoe nodig is af en toe in je eigen afgrond te kijken en daar het nodige puin te ruimen moge duidelijk zijn. Meditatie in combinatie met het Achtvoudige Pad helpt om de rommel op het eigen levenspad op te ruimen.

 

Mag je tijdens de meditatie niet denken?  Je kunt haast niet niet denken! De uitdaging bestaat er echter in onze gedachten los te laten. Ze komen en gaan, springen over en weer als aapjes dat doen van tak naar tak. Loslaten betekent dat je ze niet de gelegenheid geeft met jou aan de haal te gaan. In de kamer van je geest staat maar één stoel en daarop zit jij toevallig, en niemand anders .  Iedere gedachte die je stoel komt opeisen stuur je vriendelijk maar beslist weg. Als tegen een klein kind dat komt zaniken zeg je : “Nu even niet, schat.” Iedere keer opnieuw.  Daarna keer je terug tot je ademhaling, die je volgt, zonder ze te beoordelen, zonder er een cijfer aan te geven.

En de rest is een en al stilte.

_________________

 1 Tessalonicenzen 5: 21

 Batchelor, S. (2000) Met anderen alleen.  Een existentiële benadering van het boeddhisme. Rotterdam: Asoka.

 Dit monniken, is de edele waarheid van lijden (dukkha): Geboorte is lijden, ouderdom is lijden, ziekte is lijden, dood  is lijden, verdriet en weeklagen, pijn, smart en wanhoop zijn lijden; gevoegd worden bij het onaangename is lijden, gescheiden worden van het geliefde is lijden, niet krijgen wat men wil, is lijden -- kortom, de vijf groepen (die het object zijn) van hechten, zijn lijden.

 Dit monniken, is de edele waarheid van de oorzaak van lijden: Het is de hunkering die wedergeboorte veroorzaakt en welke gepaard gaat met hartstocht en wellust, en welke bevrediging zoekt in dingen, dan weer hier, dan weer daar, namelijk: hunkering naar zintuiglijke geneugten, hunkering naar bestaan, en hunkering naar niet-bestaan.

 Dit, monniken, is de edele waarheid van de opheffing van lijden: Het is het volledig doen verwelken en doen ophouden, het opgeven, het laten varen, het loslaten en het verwerpen van deze hunkering.

 Dit, monniken, is de edele waarheid van het pad dat leidt naar de opheffing van lijden: Het is eenvoudigweg het Edel Achtvoudige Pad, namelijk: juist begrip, juiste gedachten, juiste spraak, juist handelen, juiste wijze van levensonderhoud, juiste inspanning, juiste indachtigheid, juiste concentratie.

7  MN i, 281

8  Naar de titel van: Lathouwers, T., Ramaker, L. en Bor, J. (2010) De moed tot het onmogelijke.  Kierkegaard en zen. Rotterdam: Asoka.