Een

 

Alleen in de wildernis,

Verdwaald in de dichtheid van het bos,

Zoek ik de os.

Eindeloze zwerftocht langs smalle wegen en steile heuvels.

Moe en moedeloos weet ik niet waar te gaan.

De krekels tsjirpen als het avond wordt.

 

Over De plaatjes van de os (ontworpen door Kakuan in het China van de 12e eeuw) zijn al bibliotheken vol (over)geschreven. De beste commentaar in het Nederlands is die van Nico Tydeman. (1) Liever dan hem na te praten, wil ik proberen vrij en onbevangen, "niet gehinderd door enige kennis", over de tien plaatjes te spreken. Alsof ik er voor het eerst over hoorde en ze voor het eerst zag.

 

What you see, is what you see! Niets meer, niets minder. Een man, alleen in het landschap. Bijna schreef ik "eenzaam in het landschap", maar dat weet ik niet. Alleen dus. We zijn nu al wel zo vertrouwd, dat we meteen snappen dat tekst en plaatje metaforisch en pedagogisch bedoeld zijn. Beeldend zeggen ze ons hoe wij eraan toe zijn, en wat we daaruit kunnen leren.

 

Ons individuele bestaan voelt vaak aan als een zooitje, een puinhoop, een wildernis. Als de aarde net voor de Schepping: woest en ledig, en duisternis was op den afgrond (Genesis 1, 2). We lopen meer verloren in het leven dan dat we vastberaden op ons doel afstevenen, en wie ons wijsmaakt dat er Eén Ware Weg is, mijden wij met passend wantrouwen. Ons leven is en blijft er een van dolen, en verdwalen in de dichtheid van het bos, zo wild en woest, daar zijn geen woorden voor. Als ik eraan terugdenk, schrik ik wéér!, zei Dante. (2)

 

Dat rusteloze dolen heeft alles te maken met onze afmattende drang om te zoeken. Her en der, zowel overdag als ‘s nachts. Naar wijsheid, naar geld, geluk, seks, aanzien, bevestiging, rust… In de eerste plaats: naar onszelf, naar onze geest, ons ware zelf. Alles begint bij zelfkennis, hebben ze ons op school geleerd. Welnu, we weigeren te rusten voor we onszelf hebben doorgrond. Die os die we zijn, zullen we coûte que coûte vinden en daarna temmen!

 

Maar we worden kierewiet van al ons gezoek! Alles hebben we al geprobeerd, het heeft ons fortuinen gekost aan goeroes, therapieën, diëten, pillen…, niets helpt. En nu zijn we na lange omzwervingen over smalle wegen en steile heuvels, terechtgekomen bij zen. Zen gaat het voor ons oplossen! Niet dus! Zen maant ons tot vervelens toe aan tot nuchterheid, weigert ons een heilsleer of methode aan te reiken die verder gaat dan louter zitten, zonder te oordelen. Vergeet alles wat je geleerd hebt, laat je niet hinderen door enige kennis die je vergaard hebt - uit het leven of uit de boeken - want de kennis vermeerdert de smart. (Prediker 1, 18) (3) Je wordt er slechts moe en moedeloos van.

 

Er valt niets te zoeken zal je zoektocht je leren, want alles is zoals het is, en goed zoals het is, dat wil zeggen voorbij goed en niet-goed. De paradox van zen is dat we er een leven lang zoeken-zonder-zoeken moeten voor overhebben om tot het inzicht te komen dat wie zoekt niét vindt en dat wie gevonden heeft, slecht gezocht heeft. Er is maar één zekerheid: De zon komt op, de zon gaat onder (Prediker 1, 5) en…. De krekels tsjirpen als het avond wordt.

________________

(1) Tydeman, N. (1991) Het temmen van de os. Amsterdam: Karnak.

(2) Dante, Allighieri. (1999). Mijn komedie. Deel I: Hel. Nijmegen: SUN. (Gezang 1, vers 4 - 6)

(3) Men leze Prediker 1 helemaal. Een tekst met een bijzonder hoog zengehalte.