zenthema 161

Dweilen met de kraan open

Soms, in vlagen van moedeloosheid, heb ik wel eens de neiging om de hele zen naar de prullenmand te verwijzen. Wat heeft zen een pessimist te bieden? Kan die er wat mee? Welt er vroeg of laat vreugde op uit de zenbeoefening, of blijft het iets moois, aantrekkelijk maar steriel? Of zijn het alleen maar zouteloze praatjes, die een kind opvoeden in eer en deugd, zoals Boudewijn de Groot eind jaren zestig zong?

 

Ware zelf, kalm en evenwichtig, non-dualiteit, niet oordelen, leegte, mededogen, afhankelijk bestaan, donkere nacht, genade, ontmoeting, je hoort erbij precies zoals je nu bent… Op den duur duizelt het je. In plaats van meer houvast te bieden, slaan al deze kreten de bodem onder je ego weg. En dat is ook de bedoeling, hoor ik de gepokte en gemazelde zenadept kakelen. Mooi gekakeld! Toch bekruipt me soms de angst dat ik al te naïef mijn heil gezocht heb in het zoveelste doekje voor het bloeden.

 

Godsdiensten zijn daar goed in, in het verstrekken van placebo-oplossingen. Die verpakken ze dan in aantrekkelijk, wollig taalgebruik. Filosofen doen dat soms ook, getuige de vaak mistige taal van grootheden als Heidegger. Dichters - was Heidegger niet op zijn unieke manier een poëet? - verleiden ons met hun eindeloze impressionistische woordstapelingen en bizarre woordcombinaties bij de vleet, om toch maar iedere, zelfs de geringste nuancering in de kleinste gewaarwording van hun hypergevoelig bewustzijn uit te drukken. Het risico dat ze zoveel willen zeggen, dat ze ten slotte niets meer zeggen is niet denkbeeldig. Dat bleek uit het failliet van de Beweging van Tachtig, die slechts een korte bloeiperiode kende. Maar, we dwalen af, zoals het een goed priester, filosoof of dichter betaamt. Zwijg, dichter! Zwijg, dreunende gong! Laat de stilte spreken.

 

Het ware zelf. (Of is het je ware zelf?) Eerlijk gezegd, ik heb er soms moeite mee. Het is nochtans eenvoudig, hoor ik u denken. Het ware zelf, dat is wat er overblijft, als er niets meer overblijft. Leegte dus, openheid, vrijheid. Vandaar is de stap naar liefde en mededogen toch snel gezet? God is liefde. Klaar. Zen in vijf seconden.

 

Het gaat mij allemaal een beetje te snel op die manier. Ons ware zelf, dat is dus de onvervalste kern van wat we ten diepste zijn - ik heb een hekel aan deze stoplap - ? De goddelijke vonk van goedheid die in ieder van ons leeft? De sintel van liefde die in ieder van ons ligt te gloeien, maar die door ons ego met al zijn illusies verstikt wordt, zodat zijn gloed niet voelbaar is.

Zijn dit genoeg cliché’s? Mooi zijn ze wel, maar beantwoorden ze ook aan een werkelijkheid? Overigens, een vonk ontstaat pas na een botsing tussen twee elementen, bijvoorbeeld tussen twee vuurstenen. Tussen goed en kwaad. Vanuit een dualiteit dus. Maar was duaal denken niet zoiets is als vloeken in de zenkerk? Ik waag het er toch maar op. Zit er in ons ware zelf ook niet als tegenpool het kwade? Als we bij ons ware zelf terechtkomen, blikken we dan ook niet in onze meest duistere afgrond? Ik ben geneigd het te denken. Ik troost mij dan met de gedachte dat ik in die duisternis mag kijken met een gevoel van (zelf)mededogen. Dat ik het kwaad in mezelf zonder al te veel te oordelen onder ogen zie, met mildheid. Zo los ik het probleem op. Ik kom er niet echt uit, tenzij met wat kunstgrepen. Zeker niet met denken. Prima, dat is nu precies wat zen je leert: met denken kom je er niet uit. Misschien kom je er überhaupt niet uit, nooit en nergens. Misschien is dat de wrede waarheid van iedere koan, dat is van het leven zelf: wat je ook probeert, je komt er niet uit. Hier komt de koan van Hisamatsu ons te hulp. De minst wollige tekst uit de moderne zentraditie, die ons de vraag in het gezicht slingert: Wat ga je doen als je op alle mogelijke en onmogelijke manieren geprobeerd hebt er uit te komen en niets lukt?

 

Een antwoord ligt in de Gelofte aan de mensheid: mensen worden vol van mededogen. Omdat we niet anders kunnen, omdat we opgeroepen worden vanuit ons besef van waardigheid, omdat we het aan onszelf verplicht zijn verantwoordelijk te zijn.

Is daarmee het leed uit onszelf en uit de wereld? Helaas niet. Het enige wat we kunnen doen, is onze gaven ten volle ontplooien en een wereld bouwen waarin iedereen waarachtig en in heelheid kan leven, ook al ervaart de pessimist die in ieder van ons wel eens de kop opsteekt het als dweilen met de kraan open.

 

Wat kan ik nog doen als niets me lukt en ik het niet meer zie zitten?

Moedig dan anderen aan!