Vier

 

Eindelijk vertoont de os zich in zijn volledige gestalte, nadat hij zo lang een spelletje met mij heeft gespeeld en zich telkens weer verborgen hield. Eventjes liet hij zich zien, maar iedere keer ontglipte hij mij weer tijdens de meditatie. Mijn ware zelf huppelt voor mij uit en speelt met mij een spelletje, net als mijn gedachten, die als aapjes heen en weer springen van het ene hersenspinsel naar het andere. Maar nu, na jaren lezen, stil zijn en oefenen met de grootste inspanning, heb ik mijn ware zelf beet, ik heb het eindelijk onder controle.

 

Wat een illusie alweer! Mijn os en ware zelf gaat heftig te keer en laat zich niet zomaar vangen. Onbedwingbaar rukt hij aan het touw waarmee ik tracht hem naar mij toe te trekken en hem mijn wil op te leggen. Mijn ware zelf geeft zich niet zomaar prijs, laat zich nog minder meteen gedwee leiden. Al denk ik dan mezelf te kennen en onder controle te houden, mijn ware zelf, mijn diepste kern laat zich nog lang niet kennen en doorgronden. Het verbergt zich nog steeds met evenveel overgave, ontsnapt aan mijn aandacht.

 

Zou het kunnen dat er iets mis is met mijn aandacht? Dat mijn aandacht nog te doelgericht is, te zeer uit op onderwerpen en minder op waarnemen zonder oordeel? Verwar ik het vangen, het temmen van de os niet met naar mijn hand zetten, in plaats van met aprivoiser, tam maken, zoals dat verwoord wordt in Le petit prince van de Saint-Exupéry? Ik moet blijkbaar nog leren dat temmen veronderstelt dat je je ware zelf ook met mildheid gaat bekijken. Zolang je ware zelf de indruk behoudt dat hij niet zichzelf mag zijn, zal hij blijven trachten te ontsnappen aan je aandacht en wild om zich heen blijven schoppen.

 

Voorlopig test hij ons nog, om te zien of we werkelijk al klaar zijn om hem te zien in zijn ware omvang. Voorlopig verschijnt hij nog slechts “in gestalte”, in een beeld (een illusie) dat oplicht, om dan weer snel te verdwijnen in een wolk. De wolk van niet-weten, die ons duidelijk moet maken dat al ons verlangen onze ware gedaante, onszelf, te objectiveren (te temmen, dus!) niet anders kan dan uitmonden in de aanvaarding dat we nooit definitief de vinger zullen kunnen leggen op wie we werkelijk zijn. Wat we dus gezien hebben, de os in zijn volledige lichtende gestalte, blijkt eens te meer een illusie. Meer dan een glimp van onszelf opvangen is ons (nog?) niet gegund.

 

Hoe moet je daar nu mee omgaan? Je doet zo je best, en iedere keer weer merk je dat die zogenaamde Verlichting, waar de boeddhaboekjes over vol staan, steeds verder terugwijkt. Je zou er moedeloos van worden, want je wil het goed doen, volgens het boekje. Dit plaatje toont ons dat er geen boekjes bestaan waaruit je iets kunt leren over meditatie en Verlichting, want de waarheid die je vandaag over jezelf leert, is morgen alweer verduisterd en ontsnapt. Het enige wat je te doen staat is aandachtig en alert staan in de werkelijkheid van wat zich hier en nu aandient. Aandacht voor deze os, hier en nu. Morgen komt er een andere, die even waar en reëel is als die van gisteren. Maar alle ossen van de wereld, alle ossen in onze geest en voorstelling leren ons hetzelfde: vergeet de os, vergeet het vangen van de os. Tracht mild met hem om te gaan. In mensentaal: tracht mild voor jezelf te zijn, vanuit de ‘wetenschap’ dat je ware identitiet leeg is, voortdurend verandert. Verwelkom je os als hij verschijnt, glimlach als hij weer eens verandert en je ontsnapt. Kijk hem na in de wolken, ontdek hem daar in het wisselende spel der gestalten en lees in hun beeldentaal telkens iets nieuws over je ware zelf. De waarheid zit vervat in al die vluchtige wolken van niet-weten, in al die vluchtige wolken van zuiver verlangen.