Van alle nieuwjaarsclichés staat de wens van een goede gezondheid bovenaan het lijstje. „Een goede gezondheid, en verder alles wat ik je wensen kan.” Die laatste woordjes besparen je de moeite om iets te bedenken  dat je vriend of broer of zus nu precies zo nodig heeft. Je  maakt je er gauw van af, onder het motto „Zoek het zelf maar uit, ik ken je niet genoeg om iets te bedenken dat jij nodig hebt om gelukkig en gezond te zijn.

 

In de Gelofte aan de mensheid staat aan het eind nochtans een mooi zinnetje dat ons uit de nood had kunnen helpen: …en een wereld bouwen waarin iedereen waarachtig en in heelheid kan leven. Wie vroeger ziek was, ging naar een heelmeester, die je weer ‚heel’ maakte met zijn kunde.  Iemand weer op het pad zetten, zodat die weer heel wordt, is een kunst en een kunde. Gezond zijn betekent dat je je heel voelt, niet verscheurd en verbrokkeld door pijnen, echte en ingebeelde.  Gezond zijn impliceert kalmte en evenwicht, een mooie balans van goesting en kwelling, die elkaar dynamisch in evenwicht houden.

 

Hoe doe je dat dan, evenwichtig zijn?  Kan ik dat leren? Lees de onvolprezen Dhammapada:

 

De zoeker die zijn waakzaamheid koestert en verwarring geen kans geeft, zal nooit vallen.  Hij heeft de weg naar vrede gevonden.

 

Het valt me op hoe vaak je die raadgevingen van achter naar voor moet lezen. Wil je de weg naar vrede vinden, wil je nooit onherroepelijk verloren gaan?  Dan moet je twee dingen doen: wees altijd waakzaam en geef verwarring geen kans.

Iedere keer reciteren we de Avondlijke aansporing: Wees altijd waakzaam, nimmer onoplettend, nimmer achteloos. Koester die waakzaamheid, voegt de Boeddha eraan toe, omring ze met je tederste zorg, zodat ze altijd bij je is.  Laat ze een ingeboren reflex worden, die je ertegen beschermt meegesleurd te worden in wat niet deugt en heilloos is. Koester het hele, het heilige. Lat het zijn wat het is, knak het niet.  Ga omzichtig om met mensen en dingen, behandel ze nooit achteloos, want ze zullen het je niet vergeven. Onoplettend in het leven staan is zonde, verspilling.

Geef bovendien verwarring geen kans.  Blijf standvastig, ook als je geen houvast meer denkt te hebben, als de grond onder je voeten wordt weggeslagen.

 

Onlangs kwam ik op een van mijn wandelingen door mijn nieuwe landschap  voorbij een gedenkteken in Sint-Amands aan de Schelde waarop deze woorden staan: Persevero nec spe nec metu.  Ik zal volharden zonder hoop noch vrees. Nec spe, nec metu was de lijfspreuk van Filips II, misschien niet meteen de ideale referentie, maar goed. 

Volharden, ook en vooral wanneer er geen hoop meer is, als alle illusies doorprikt zijn.  En dan zonder vrees in het leven gaan staan.  Er middenin.  Als vluchten niet meer kan -ook niet vluchten voor jezelf -, dan heb je vrede, dan ben je gezond. Dan ga je door de poortloze poort.