De Verhevene verbleef eens in het klooster van Dakkhinagiri, in het Brahmanendorp Ekanala. Het was zaaitijd en er werden door Brahmaan Kasibharadvaja vijfhonderd  ploegen ingezet.  In de voormiddag ging de Verhevene naar de plaats waar geploegd zou worden. Het was op het tijdstip dat er door de Brahmanen eten werd uitgedeeld. De Verhevene naderde en ging mee in de rij staan. 

Toen Bharadvaia Hem daar voor een aalmoes zag staan aanschuiven, zei hij tot Hem:

“Kluizenaar, ik ploeg en ik zaai, en als ik geploegd en gezaaid heb, dàn eet ik. Ook jij moet ploegen en zaaien, en dan kan je eten.”

De Verhevene sprak:

“ Brahmaan, ook ik ploeg en zaai, en als ik geploegd en gezaaid heb, dan eet ik.”

“Wij zien nochtans van de Eerwaarde Gautama geen juk, geen ploeg, geen ossen. En toch zegt de Eerwaarde Gautama: “Ook ik ploeg en zaai, en als ik geploegd en gezaaid heb, dan eet ik.”

De Verhevene antwoordde:

“Vertrouwen is het zaad dat ik zaai, 

ontbering is de regen, 

wijsheid is mijn juk en ploeg, 

bescheidenheid is de disselboom, 

geest is het gareel, 

achtzaamheid mijn ploegschaar. 

Mijn taal en gedrag zijn beheerst, 

ik waak over wat ik zeg en doe, 

ben matig in eten en drinken. 

Dat is mijn manier van onkruid wieden; 

dat is mijn totale bevrijding. 

Wie zo geploegd heeft, oogst onsterfelijkheid. 

Wie zo geploegd heeft, is van alle kwalen vrij.”

 

Toen zei de Brahmaan Kasibharadvaja: 

“De Eerwaarde Gautama is waarlijk een ploeger; hij ploegt met een ploeg voor de vrucht der onsterfelijkheid.

 

 

Dit is mijn vertaling uit het Duits van een fel ingekort stukje uit een lange leerrede van de Boeddha.(Samyuta Nikaya VII. 11)

De man die hier op zijn plaats wordt gezet is Bharadvaia, landbouwer. Man met een kort lontje, en van het principe “Wie niet werkt, zal niet eten. Klaar.”  “Waar haalt die kluizenaar het lef vandaan om te gaan aanschuiven met de bedelaars? Eerst zaaien, dan oogsten, dan eten.  Dat is de volgorde.  Bij deze kluizenaar valt echter niets te ontdekken dat zou wijzen op een boerenbestaan: geen ploeg, geen juk, laat staan ossen!  Weg met hem.” Boer Bharadvaia heeft niet de gewoonte er doekjes om te winden.  Hij slingert de Verhevene zijn verwijten naar het hoofd. 

Wonderlijk toch, de Verhevene geeft hem gelijk: als ik niet had geploegd en gezaaid, dan had ik inderdaad niet het recht aan te schuiven voor een maaltijd. En dan past Hij het trucje toe dat alle Wijsheidsleraren, Jezus op kop, in de vingers hebben. Mijn ploegen en zaaien is niet van deze wereld.  Ik beoefen het Hogere Ploeg- en Zaaiwerk. Het trucje van de metafoor werkt altijd. Beter dan discussiëren, is de hulp inroepen van de poëzie. Daar is de Indiër in ons gevoelig voor.  Terecht, een mens begrijpt meer van een goed gekozen gelijkenis dan van honderd duistere geleerde tractaten.

Zegt De Boeddha: Ploegen en ploegen is twee.  Als ik de akker geduldig geploegd heb, dan zaai ik het zaad van vertrouwen. Ik weet niet of mijn zaaisel zal opschieten, maar ik hoop het, verlang het en vertrouw erop, desnoods tegen beter weten in. Storm, hagel en striemende regen kunnen me  daar niet van afhouden. Wijsheid en verstand, bescheidenheid, achtzaamheid, dat zijn de riemen waarmee ik roei. En voor de rest: een gezond dieet van spaarzaamheid in eten, drinken, spreken en omgaan met de mensen. Zwijgen kan niet verbeterd worden. Beheersing is het sleutelwoord.  Matigheid past grote zaken! Het doet me denken aan Voltaire: Il faut cultiver notre jardin.2 Zo hou je verveling, verdorvenheid en armoede buiten de deur. Hou je niet te veel bezig met allerlei filosofische, metafysische of ethische overpeinzingen, hang m.a.w. de schoolmeester niet uit, maar doe wat er hier en nu gedaan moet worden. Martin, de vriend van Candide, zegt:Travaillons sans raisonner, (…) c’est le seul moyen de rendre la vie supportable. Of zoals de onsterfelijke voetbaltrainer Raymond Goethals het uitdrukte: Nie zievere, spèile! Speel het spel zoals het gespeeld moet worden, ploeg, zaai, oogst, eet, maar…redeneer het toch allemaal niet kapot. Zo wordt je leven niet alleen draaglijk, maar word jij ook onsterfelijk vrij.  De boeddhist in ons begrijpt dit als: zo is er ten slotte geen geboorte meer en ook geen dood;  zo stopt de mallemolen van iedere keer opnieuw je laten meeslepen door verlangens en begeerten, die nergens goed voor zijn. Zo lang we die laten doordraaien, maken we onszelf onsterfelijk…belachelijk.

_______________

http://zugangzureinsicht.org/html/tipitaka/sn/sn07/sn07.011.piya.html

2 Voltaire (1759). Candide ou l’Optimisme. Hoofdstuk XXX