Leven in de wereld en toch niet gehecht raken aan de stof van de wereld is de weg die de ware zenstudent moet gaan.

Wanneer u getuige bent van een goede daad door een ander, moedig uzelf dan aan zijn voorbeeld te volgen. Als u hoort van een verkeerde daad door een ander, raad uzelf dan aan deze niet na te volgen.

Zelfs al bent u alleen in een donkere kamer, gedraag u alsof u tegenover een voorname gast zat. Druk uw gevoelens uit, maar word niet veelzeggender dan uw eigen ware aard.

Armoede is uw schat. Verwissel deze nooit voor een gemakkelijk leven .

Iemand kan een dwaas lijken en er toch geen zijn. Mogelijk bewaart hij alleen maar zijn wijsheid zorgvuldig .

Deugden zijn de vruchten van zelfdiscipline en vallen niet vanzelf uit de hemel zoals regen en sneeuw .

Bescheidenheid is de basis van alle deugden. Laat uw buren u ontdekken voor u uzelf aan hen bekend maakt .

Een edel hart dringt zichzelf nooit op de voorgrond. Zijn woorden zijn als zeldzame edelstenen , zelden vertoond en van grote waarde.

Voor een oprecht student is iedere dag een goede dag. De tijd gaat voorbij, maar hij raakt nooit achterop. Roem noch schande brengt hem uit zijn evenwicht .

Kritiseer uzelf, nooit een ander. Redetwist niet over goed en slecht .

Sommige dingen, hoewel goed, werden generaties lang als slecht beschouwd. Omdat de waarde van rechtschapenheid wel eens pas eeuwen later erkend kan worden, is het niet nodig naar onmiddellijke waardering te verlangen .

Leef met overleg en laat de resultaten over aan de grote wet van het heelal. Breng iedere dag in vreedzame beschouwing door.

 

Toen hij te oud was geworden om nog les te geven aan zijn leerlingen, schreef Zengetsu, een Chinese meester ten tijde van de T’ang-dynastie, hun bovenstaande brief. Het heeft alles van een afscheid en een geestelijk testament.  Met wat erin staat aan levenswijsheid kom je een leven lang toe.

Naar goede zengewoonte komt de meester meteen ter zake: maak je geen illusies, ik heb jullie nooit een gemakkelijk leven beloofd. Het leven dat ik jullie voorhoud is er een van armoede en dwaasheid, ver van de schijnwerpers.

 

Armoede is uw schat. Verwissel deze nooit voor een gemakkelijk leven.

Iemand kan een dwaas lijken en er toch geen zijn. Mogelijk bewaart hij alleen maar zijn wijsheid zorgvuldig.

 

Armoede is uw schat, uw rijkdom.  Zalig de armen van geest, want hun behoort het rijk der hemelen, lezen we in het Evangelie.1 Meester Eckhart houdt daarover een mooie, inspirerende preek. Ik citeer uit de ietwat vereenvoudigde versie die Jacques Benoit 2 daarvan geeft :

 

Vooreerst is een arme van geest die niets wil. (…) Vraagt men nu: wat is een mens die niets wil, dan is mijn antwoord: zolang een mens het nog als zijn wil beschouwt de heilige wil van God te willen volbrengen, houdt hij vast aan het geschapene. Pas als hij daarvan afstand doet, hoegenaamd geen eigen wil meer wenst te hebben, is hij arm van geest.

 

Zolang je dus nog wilt willen, zelfs al gaat het om de wil van God willen doen, zit je nog altijd fout.  

Want ik zeg jullie bij de eeuwige waarheid: zolang jullie de wil hebben om Gods wil te vervullen, en begeren naar de eeuwigheid en naar God, zolang zijn jullie niet arm; want diegene is arm die niets wil en niets begeert. 3

 

Je mag dan wel prijzenswaardig zijn om je voorbeeldige, onthechte levenswandel, in feite ben je nog een ezel, zegt Eckhart, want de goddelijke waarheid ontgaat je nog. Je zit nog te veel vast aan het geschapene. Je denkt dat het voldoende is af te zien van de bevrediging door het geschapene door te Leven in de wereld en toch niet gehecht raken aan de stof van de wereld, zoals Zengetsu dat noemt.  Dat is op zichzelf verdienstelijk, maar daardoor redeneer je nog te exclusief vanuit het geschapene. Zo leven is nóg te gemakkelijk! Het levert geen echte schatten op.

 

De ware schat is die van de armen.  De dwaasheid, die aanleiding geeft tot aanstoot, zoals Paulus zegt. Waarom? Omdat dwaasheid en armoede gaan tot op de bodem. Daar, op de bodem van ons bestaan, bewaren zij de wijsheid die alle wijsheid te boven gaat: dat in mislukking en de totale ontlediging, in volslagen armoede alle rijkdom gelegen is. Wij begrijpen dat niet.  Wij verzetten ons ertegen. Tot we misschien, totaal aan de grond, in ons eigenste Auschwitz, ons warmen mogen aan de geringste zonnestraal. There is a crack in everything.  That’s how the light gets in, zingt Leonard Cohen.  Ook in ons gebroken bestaan, juist in ons gebroken bestaan, schijnt het armoedige licht door. Eerst moet we uitzichtloos arm worden, alles opgeven.  Alleen zo kan het licht naar binnen schijnen. Dat is de grote wet van het heelal, zou meester Zengetsu zijn leerlingen nog meegeven.

_______________

1 Mattheus 5: 3

2 Benoit, J. (1984). Meester Eckhart.  Inleiding en bloemlezing. Deventer: Ankh-Hermes. (pp. 59-60)

3 Jellema, C.O. (z.j.). Over God wil ik zwijgen.  Meister Eckhart.  Preken & Traktaten. Groningen: Historische Uitgeverij. (p. 10)