‘Wat is het ergste wat je in je leven kan overkomen?’ Dat vroeg ik wel eens bij het begin van het schooljaar aan mijn leerlingen van het laatste jaar. Ruzie met je ouders, je lief dankt je af, je hond sterft, je beste vriend laat je in de steek, je oma gaat dood… Tot er plots iemand zegt: ‘ Alleen te moeten sterven’.

 

Het is niet meteen het eerste waar je aan denkt als je zeventien bent. Wat doe je als leraar met zo een antwoord, dat duidelijk een vraag inhoudt, en een oproep om hulp? Er schoot me niets anders te binnen dan door te vragen, tenslotte is dat je job. ‘Wat ga je doen als jou dat overkomt, als je merkt dat het iemand anders overkomt?’ Het antwoord kwam even snel als ontwapenend: ‘ Er bij blijven.’ Bij de stervende blijven, ook al ben je die zelf en al kun je niets doen. Aandachtig en alert zijn.

Mooie theorie had dat meisje van zeventien, maar ze veronderstelt een hoge mate van bewustheid, luciditeit en wilskracht. Nog net haalbaar wanneer je sereen, helder van geest en groots mag sterven. Wat zeg je echter tegen iemand die sterft aan het eind van een langdurig en uiterst pijnlijk ziekbed of na een jarenlang voortslepende dementie? De oproep om alert te blijven krijgt dan iets bovenmenselijks, totaal onmogelijk. Als troost kan hij verschrikkelijk waanwijs en wereldvreemd klinken, kwetsend, haast beledigend. Beter is het wellicht te zwijgen, want we hebben daarop geen pasklaar antwoord uit een zenboekje. Hooguit kunnen we zelf trachten de moed op te brengen zijn loslaten van het leven te beschouwen als een metafoor voor onze eigen gebrekkige pogingen om alles wat ons bindt los en achter ons te laten. Een metafoor als levensles, net als die van de dementerende, die ons misschien in al zijn hulpeloosheid kan leren dat je precies wanneer je gereduceerd wordt tot louter ‘zijn’ de diepste kern raakt en belichaamt. Van mijn eigen moeder durf ik te zeggen dat zij nooit gelukkiger was dan de laatste zes maanden van haar leven, toen zij verregaand dementerend al haar angsten en verdriet losliet, niet uit vrije keuze, maar omdat het de loop der dingen betrof zoals die nu eenmaal zijn. Of ze toen gelukkig was? ‘Wel vijf keren,’ zei ze. Omdat ze toen in het eeuwige nu al vertoefde, waar zelfs aandachtig zijn niet meer hoeft, in de Wijsheid voorbij alle wijsheid?

 

Maar voor het zover is, wat kun je nog voor een stervende doen dan met aandacht aanwezig zijn en die dingen doen die moeten gedaan zijn, in alle eenvoud? Terugvallen op de basis: te drinken en te eten geven, het dagelijks toilet verzorgen, een kussen opschudden, helpen verschonen... Werken van allernederigste barmhartigheid, volgens het evangelie; louter mededogen, volgens het boeddhisme. Mededogen waar niets meer mee te verdienen valt, gewoon vanuit het besef dat alles met alles te maken heeft en allen met allen. Dat noemen we solidariteit, maar ook opkomen voor de waardigheid van de schamele mens. In het meest ontluisterende moment van lijden en loslaten, te midden van alle angst en verschrikking (1) rest ons nog slechts dat ene vertrouwen: dat al onze aandacht in dat onomkeerbare moment ons geloof in het leven uitdrukt.

Al onze momenten zijn onomkeerbaar! Al onze momenten zijn momenten van levendood.

__________

(1) Zie de Soetra van Kuan Yin. (Uit de Lotussoetra)