… daer wi met Gode één sijn in een eewegh ghebruken […] in een salegh ledigh sijn […] boven redene ende sonder redene in een claer weten. Daer en ghevoelen wi gheen onderscheit tussen ons ende Gode, want wi sijn boven ons selven ende boven alle ordene ontgheest in sijnre minnen. Daar en es eisschen nog begheeren, gheven noch nemen, maer een salegh ledech wesen. 1

 

Ruusbroec, de veertiende-eeuwse mysticus, kende niets van zen. Maar dat hij er veel verwantschap mee vertoonde is duidelijk, getuige de aandacht die vandaag vanuit boeddhistische hoek aan hem besteed wordt. 2

 

Wat we vandaag lezen smeekt om een vertaling in zentaal. Het gaat over de mystieke ervaring, waarover Ruusbroec, tastend naar woorden probeert iets te zeggen.

Voor ons, vaak van hun geloof gevallen christenen, is het moeilijk ons een idee te vormen van God, met wie we in de mystieke ervaring één zouden (moeten?) worden. Het beeld doet ons te dualistisch aan, zo weinig boeddhistisch: hier ben ik en daar is God, en nu komt het erop aan hem zo dicht mogelijk te naderen, met het stille verlangen mij uiteindelijk met hem te verenigen. In het gebed? In de contemplatie? Het lukt niet. We zitten te veel vast aan dat oude godsbegrip van die vader op zijn verre wolk.

 

Als we nu eens probeerden dat beladen godswoord te vervangen door iets wat ons minder afschrikt: het Ene, of... het tao, grondbeginsel dat alles in stand houdt, oorsprong van de tienduizend dingen, zoals de Chinezen zeggen.

Leven volgens tao betekent één zijn met de stroom van leven. Niet tegenspartelen. Zo leven, dat het weer stromen gaat, dixit Ton Lathouwers. Dat is Ruusbroecs eeuwegh ghebruken. Ghebruken betekent hier niet gebruiken, maar genieten. Wij genieten niet alleen VAN het leven, we hebben er het vruchtgebruik van, wij genieten het leven. In vrijheid. In ledigheid. Ledigheid niet opgevat als luiheid, maar als een gevoel en een oproep onszelf leeg te maken. Alles los te laten wat ons onvrij maakt: onze vooroordelen, conventies, opvoeding enz.

 

Het resultaat van zo een ontlediging is een claer (helder) weten. Het boeddhisme drukt ons met onze neus op het feit dat al onze ellende voortkomt uit avidia (onwetendheid). Helder weten is weten vanuit de wijsheid voorbij alle wijsheid, boven redene en sonder redene. Glashelder weten zonder verstand, zo vertaalt van Oostrom het. Weten dat verder gaat dan wat we moeizaam aan wetenschap hebben vergaard. Want wetenschap deelt alles op in splijtend onderscheid.

 

Nu gaat het om het weten dat alles - zonder onderscheid ! - voortvloeit uit de rijkdom van de leegte. Daar, in de leegte, is er zelfs geen onderscheid meer tussen schepping en schepper, tussen ons ende Gode. Een gewaagde gedachte in de veertiende eeuw die Ruusbroec een boel narigheid heeft bezorgd vanwege vermeend pantheïsme! En ook nu nog is die eenheidsidee verdacht, wordt ze weggezet als te new-age. Maar we zijn in goed gezelschap: Christus zelf zei dat Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. 3 Dat betekent zoveel als: Wie de werking (de te) ervaren heeft, heeft tegelijk de tao (de scheppende kracht) ervaren.

 

Ruusbroec wordt dan lyrisch en spreekt van het extatische (ontgheest) genot van Gods liefde. De tijdsgeest, nietwaar. Zen, zeker de westerse, is daarin wat nuchterder. Hoe dan ook, er staat prachtig omschreven wat ware liefde kan zijn. Daarin kan geen sprake meer zijn van eisen of begeren, zelfs niet van het pragmatische ‘geven en nemen’, dat ons moderne adagium is geworden. Waar het ten slotte om draait, is een salegh ledegh wesen. Van Oostrom noemt het verzadigd ledig zijn. Onbedoeld legt hij daarmee de vinger op de paradox, waarmerk van zen dat ons zo dierbaar is. Verzadigd, zat, voldaan, overvol van ledigheid. Overvol van het alleszeggende niets. Tot rust gebracht. Zen.

___________

1 Reypens L., Schurmans M; (1934). Ruusbroecs Werken III. Mechelen: Het Kompas. p. 216 (Spieghel der eeuwigher salicheit)

Geciteerd in: Van Oostrom, F. (2013). Wereld in woorden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1300 - 1400. Amsterdam: Bert Bakker. p. 268

De vertaling van Van Oostrom luidt:

...waar wij met God verenigd zijn in eeuwig genot […] in een verzadigd ledig zijn […] dat zich onttrekt aan het verstand en zonder verstand bestaat in een glashelder weten. Daar gevoelen wij geen verschil tussen onszelf en God, want wij zijn boven onszelf verheven geraakt en buiten elke orde zonder bewustzijn in Zijn liefde opgegaan. Daar bestaat geen vragen noch verlangen, geven noch nemen, maar enkel verzadigd ledig zijn.

2 Mommaers, P., Van Bragt, J. (1995). Ruusbroec in gesprek met het Oosten. Mystiek in boeddhisme en christendom. Averbode: Altiora.

3 Johannes 14, 9 - 11:

Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien? Geloof je niet dat ik in de Vader ben en dat de Vader in mij is? Ik spreek niet namens mezelf als ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in mij blijft, doet zijn werk door mij.