De mensen zeggen vaak: „Ik wilde dat ik mij concentreren kon en vrede met God had, maar ik kom nooit in de juiste stemming, behalve op wijdingsvolle plaatsen of wanneer ik dit of dat doe.” 1

 

Hoe vertrouwd is ons deze verzuchting. Ik wil best mediteren, maar het lukt me gewoonweg niet, ik kan me niet concentreren. Ja, in een kerk misschien, als ik een kaarsje opsteek en een gebedje prevel. Maar dan nog, ik kom nooit echt tot rust, vind geen vrede met mijzelf, laat staan met God.

 

Meester Eckhart (14e eeuw) kende zijn pappenheimers.  Hij zou ze niet sparen of in slaap wiegen met halfzachte praatjes. 

 

Welnu, hier zijt ge zelf schuldig: het is uw eigenwilligheid en anders niets, al wilt ge dat niet waar hebben.  Nooit ontstaat er onvrede in u, behalve uit eigenwilligheid.

 

Laten we elkaar niets wijsmaken, het is niet de schuld van de anderen, of van de omstandigheden.  Als er al sprake is van schuld, dan ligt die in onszelf, in het feit dat we nog altijd vasthouden aan ons eigen willetje. We zijn nog altijd niet bereid ons egootje los te laten, eraan te sterven. We zijn nog altijd te veel gehecht aan onze identiteit, waarvan we weigeren te geloven dat die een en al verbrokkeling is.  Ons leven lang proberen we de brokstukken van ons ik bij elkaar te sprokkelen en daarmee een min of meer coherent ik in elkaar te puzzelen, maar zodra we denken dat het plaatje compleet is, dondert het hele boeltje weer in elkaar. We trachten ons een beeld te vormen van ons Ware Zelf, maar nooit raken we daarvan de kern.  Want met beelden lukt het niet. Alles hebben we al geprobeerd: dure therapieën, tarotkaarten, wellness, mindfulness, reiki, homeopathie, aura’s en chakra’s…Niets helpt, niet wat je aanbidt, niet wat je verbrandt.

 

Eckhart:

 

Wat wij onszelf wijsmaken in dit opzicht: Wij moeten deze dingen ontwijken en die zoeken, deze mensen, deze plaats, deze manier, deze richting, deze bezigheid - nee, niet de omstandigheden of dingen verhinderen u tot het juiste niet-zijn te komen, maar gijzelf in de dingen, dát verhindert u: uw houding ten opzichte van de dingen is verkeerd.  Pak dus uzelf aan en leer uzelf te verliezen.

 

Kortom, wij zijn op zoek naar dé methode om rustig, geconcentreerd, evenwichtig, gelukkig te worden. Welnu, er is geen pasklare methode.  Je wordt niet zen in 20 lessen.

 

Vrede zoeken in uiterlijke dingen - op bepaalde plaatsen, op een of andere manier, bij mensen of werken, in kluizenaarschap, armoede en zelfvernedering, hoe vroom het er ook mag uitzien - het is alles niets en verschaft geen vrede.  Wie zo zoeken, zoeken verkeerd: hoe langer zij ermee doorgaan, des te minder vinden zij wat zij zoeken, des te meer raken zij verdwaald.

 

Het enige wat Eckhart ons aanbeveelt is de grondhouding van niet-zijn. Juist, ja, nu snap ik het! Niet-zijn.  En wat mag dat dan wel betekenen?  Ik vrees dat Eckharts uitleg niet meteen zal leiden tot glashelder inzicht. Zijn taal klinkt een beetje gezwollen, wollig. Te veel God en zo.  Laten we daar maar doorheen lezen en proberen te vertalen wat hij zegt.

 

Maak u onafhankelijk van alles wat niet bij u past […] u aan het aardse bindt en u zorgen zou kunnen bereiden; en richt uw gemoed te allen tijde op een heilzaam schouwen, waarbij gij God in uw hart bergt als het voorwerp waar uw ogen zich nimmer van afwenden.  Richt al uw doen en streven op dit doel, dan bereikt ge de top der volmaaktheid.

 

Zo, dat lucht op. Heilzaam schouwen, dat zijn dure woorden voor mediteren. Maar God in mijn hart bergen en mijn ogen nooit van hem afwenden, wat betekent dat in hemelsnaam? Het betekent dat we in ons diepste zelf Niet-zijn ervaren. En wat betekent dan dan weer?  Je zou er horendol van worden!

 

Het ware niet-zijn betekent dat de geest zo onbeweeglijk staat in alles wat hem overkomt, hetzij lief of leed, eer of schande, gelijk een forse berg onbeweeglijk staat in wind of storm. 

 

Dit is zuiver zen. Inademend zie ik mijzelf als een berg. Uitademend word ik mijn stabiliteit gewaar, zegt Thich Nhat Hanh.

 

Dit onbeweeglijk niet-zijn is het, wat de mens het meest op God doet gelijken.

Want dat God God is, berust op Zijn onbeweeglijk niet-zijn. […] Wil de mens dus aan God gelijk worden, dan kan dat alleen geschieden door niet-zijn; dat brengt hem in een toestand van reinheid en eenheid, van rust en onveranderlijkheid, en deze eigenschappen brengen een gelijkheid tussen God en de mens tot stand. 2 

 

En dat is dan weer wat we bedoelen met mystiek.

 

Een nuchter mens vraagt zich dan af: Wie is daartoe in staat? Eckhart antwoordt: Niemand, die hier in het tijdelijke leeft. 3 Zolang we gevangen zitten in de tijd, dat wil zeggen ons vastklampen aan de vergankelijke dingen (een tempel, een dogma, een ritueel, een gebed, een goeroe, een instituut…), die voor ons geluk moeten zorgen, zal het niet-zijn ons nooit ten deel vallen.  Daarvoor hebben we de eeuwigheid nodig.

_______________

1 Schmidt, K.O. (2010). Meester Eckeharts weg tot kosmisch bewustzijn. Een leidraad voor praktische mystiek. Haarlem: Rozekruis Pers. (pp. 78 - 80; De precieze bron van het citaat valt niet te achterhalen.)

2 o.c. p. 80

3 o.c. p. 78