Verlichting zoeken door zich terug te trekken uit deze wereld is even dwaas als zoeken naar de horens van een konijn. 1
Woorden van de Zesde Pariarch, de Chinese zenmeester Hui-Neng (681-713). Zijn geschriften noemt men ook de Platformsoetra. Samen met de Hartsoetra, de Diamantsoetra en de Dhammapada (Woorden van de Boeddha) behoort die tot de kernteksten van het zenboeddhisme.
Zen is als het leven zelf. Het houdt niet op je te confronteren met de paradox van je bestaan, geeft je voortdurend inzichten, die meteen weer worden tegengesproken of op losse schreven komen te staan.
Wat is nu in godsnaam de beste manier om het zenpad te bewandelen? Altijd gedacht dat je terugtrekken in stilte en afzondering de beste manier was om de Leegte te ervaren en je te confronteren met jezelf. En heeft de Boeddha het niet voortdurend over de thuisloze? Het huiselijke leven is bedrukkend, een stoffig pad. De thuisloze staat is als de weidse blauwe lucht. Als je niet beter wist, zou je hierin een afkeer lezen van het concrete leven van alledag. Het aardse leven belet ons oog te hebben voor de ware werkelijkheid: de verlichting, het nirvana. Verlaat dus alles wat je hebt en volg Mij in de thuisloosheid, horen we de Boeddha zeggen. Het klinkt voorwaar aantrekkelijk: lekker weg van de boze wereld en je alleen nog bezighouden met het hogere. Leve het kluizenaarsbestaan!
De werkelijkheid van dat kluizenaarsleven was, althans in China, meestal anders, helemaal niet wat een romantische, geïdealiseerde voorstelling ervan ons wil doen geloven. Silvia Marijnissen schrijft daarover:
...het kluizenaarschap […] betekende niet dat men geïsoleerd van alles en iedereen leefde: meestal betrof het een leven met het hele gezin […] met veel cultureel contact […] de nodige alcohol en poëzie.
Het kluizenaarschap was ook niet altijd zo idyllisch als het misschien lijkt: het werd gezien als een respectabel alternatief voor het confucianistisch ambt als de landsregering niet deugde […] uiteindelijk vrijwel altijd tweede keus. […] uiteindelijk vooral symbolische waarde. 2
Foute boel dus, dat kluizenaarsbestaan? Ach, toch ook weer niet helemaal. Stilte en bezinning hebben we broodnodig, zeker in het hectische leven waar we tegenwoordig haast niet onderuit kunnen. Maar stilte en leegte als snoepjes, als zoethoudertjes ter verdoving van de pijn van het zijn, dat deugt niet. Het werkt ook niet. De behoefte aan verdoving en afleiding wordt er immers alleen maar groter door en het echte leven gaat zo aan ons voorbij. Dan blijft ons kluizenaarschap façade, en inderdaad tweede keus. Net zo dwaas als zoeken naar de horens van een konijn. Een mooie, maar zinloze hobby. Je doet er niemand kwaad mee, maar het helpt ook geen zier.
Net ín ons drukke bestaan moeten we leren een thuisloze te zijn, iemand die zich niet vastpint op zekerheden, dogma’s, bewijzen. Iemand die bereid is altijd onderweg te zijn en gaande het pad, het pad te maken. Wege entstehen dadurch, dass man sie geht, zei Kafka. Wie de weg gaat, verlaat zijn veilige thuis, trekt de woestijn van zijn hart in, weg uit de verdoving. Dat kan, dat moet ook en vooral tijdens de dagdagelijkse bezigheden. Zo, dat is klaar en duidelijk: niet vluchten uit de werkelijkheid, maar in de concrete werkelijkheid van klusjes doen en afwassen de onthechte thuisloosheid beoefenen. Dat zullen we doen, met heel ons hart.
Plots valt mijn oog op een tekstje van Woe-tsjoen (13e eeuw):
Het pad ligt in de dagelijkse bezigheden, maar wie daarin blijft hangen, ziet een dief aan voor zijn eigen zoon. Als je blijft hunkeren naar een bijzonder leven buiten de dagelijkse bezigheden is dat als het opzijduwen van golven om naar water te zoeken. 3
Het bijzondere ligt in het gewone. Maar wie blijft hangen in dat gewone, misleidt zichzelf. Je moet de weg op naar het bijzondere, de verlichting.
Maar als je dat bijzondere denkt te zullen vinden in een bijzonder leven, bijvoorbeeld in dat van het misplaatste heldendom van de wereldverachtende kluizenaar, die zich alleen maar met “grootse” dingen inlaat, dan sla je de bal weer helemaal mis! Dan zoek je water door water opzij te duwen. Dat is net zo gek als naar de horens van een konijn zoeken.
______________
1 Mou-Iam Wong. (2001). De Sutra van Hui-Neng. Deventer: Ankh-Hermes. (p. 50)
2 Marijnissen, S. (2012). Berg en water. Klassieke Chinese landschapsgedichten. Utrecht/Amsterdam/Antwerpen: De Arbeiderspers. (p. 27)
3 Cleary, Th. (1999). Zen-bronnen. Utrecht: Servire. (p. 141)