De markt is vergeven van heelmeesters en goeroes die ons snelle genezing en balsem voor onze ziel beloven. Aan het eind van hun verhaal presenteren ze de rekening: van onze portemonnee zien we de bodem en onze ziel is vaak nog een grotere wildernis dan ooit tevoren. Wat hebben die profeten ons tenslotte geleerd? Dat we niet deugen en dat we daar dringend aan moeten werken, onder hun leiding en al dan niet met de hulp van de farma-industrie. Voor ons eigen heil? Misschien. Maar vaker nog om zo snel mogelijk weer mee te draaien in de samenleving, die almaar dwingender eisen stelt. Sterk, gezond, fit en flexibel moeten we zijn, een hele werkweek lang. Onthaasten doen we in het weekend wel en in de vakantie. Ook tegen een hels tempo. Quality time met de kids, Wellness, Tijd om jezelf te ontplooien, heet dat in het jargon van F&F (Flair en Feeling). Of het helpt? Ik help het u hopen…
De basisidee is dus dat we niet goed genoeg zijn, dat we feitelijk verloren zijn, dat we er in ons eentje niet uit zullen komen. Niemand kan zichzelf aan zijn eigen haar uit het moeras trekken, behalve de baron von Münchhausen. We moeten dus zo snel mogelijk gered worden. Ons heil ligt buiten ons: bij een Openbaringsgod, een Ziener, een Goeroe, een Heilig Boek, een Instituut, een Kerk, desnoods bij het boeddhisme.
De Amerikaanse theoloog en voormalig katholiek priester Paul Knitter denkt daar godzijdank anders over. In zijn boek Zonder Boeddha kan ik geen christen zijn 1 schrijft hij:
[…] de ‘reddende’ rol van de Boeddha als iemand die ons laat zien wie we werkelijk zijn, eerder dan ons in iets te veranderen, wordt vooral duidelijk in […] zen.
Hier is geen sprake van de noodzaak of de vaste wil om wie of wat dan ook te veranderen. We zijn oké zoals we zijn, mét onze fouten en gebreken, ja precies dóór onze fouten en gebreken, die ons als mens net zo uniek maken als onze deugden. Ook die behoren tot ons ware zelf. In iedere heilige schuilt een schoft en in iedere schoft een beter mens. Uiteraard moeten we het kwaad keren. Liefst zonder daar veel gemoraliseer aan te verbinden, maar gewoon uit mededogen (karuna) met wie lijden.
Blijft nochtans de overweging dat het goed is te erkennen dat levendood een ernstige zaak is 2 , d.w.z. dat leven én dood, goed én kwaad, in elkaar vervlochten zijn, dat ons bestaan een zaak van leven én dood is (niet van leven OF dood), dat in het leven (onze deugdzaamheid bijvoorbeeld) ook de dood (ons verval) aanwezig is en omgekeerd, dat in alle verval ook de kiem van nieuw leven voelbaar is. Dat is dan het verhaal van opstanding, van opstandigheid, van op-staan tegen alles wat het leven belemmert, tegen alles wat ons, naar het woord van Nietzsche, aanzet om Ja! te zeggen tegen het leven.
Wat dat leven in wezen is, weten we niet, wat ons diepste zelf is, weten we niet. We hebben daar niet eens een voorstelling van. Het godsplaatje voldoet niet, het plaatje van heelmeesters en goeroes voldoet niet omdat we het maar al te gemakkelijk doorprikken als praatjes bij plaatjes voor de vaak. En wat wij willen, is wakker blijven, alert zijn. Wij willen onszelf niet verdoven en nog minder verdoofd worden. Wij willen in de eerste plaats goed voelen wat er met ons gaande is (het zure met het zoete). En dat is iets heel anders dan ons goed voelen en ons wentelen in wellness.
________________
1 Knitter, Paul. (2011). Zonder Boeddha kan ik geen christen zijn, Kampen: Ten Have. (p. 137)
2 zie de Avondlijke Vermaning.