Een monnik vroeg aan Zhaozhou: 

 

“Als er een arme man komt, wat moet je hem dan geven?” 

De meester antwoordde: 

“Het ontbreekt hem aan niets.” 1

 

Dit zeg ik jullie: Er is geen Buddha, geen Leer, geen training en geen verwezenlijking.  Wat jagen jullie zo vurig na, terwijl je een hoofd bovenop je hoofd zet, stelletje blinde dwazen?  Je hoofd zit precies waar het moet zitten.  Waaraan ontbreekt het jullie? (…)  Kom liever tot rust dan dat je je vastklampt aan mijn woorden en zoek verder niets. (…) 

Lin-chi († 866) 2

 

Er is niets in je dat je ontbreekt, en jijzelf bent niet verschillend van Boeddha.  Er is geen andere manier om de aard van Boeddha te bereiken dan door je geest vrij te laten zichzelf te zijn.  Je moet je niet richten op je geest, noch deze proberen te zuiveren.  Laat er geen hunkering of haat zijn en wees niet angstig of bezorgd.  Wees grenzeloos en volkomen vrij in alle omstandigheden.  Wees vrij in elke door jou gewenste richting te gaan.  Wat je ook doet, of je loopt of staat, zit of ligt, wat je ook met jezelf ziet gebeuren, alle zijn de wonderbaarlijke handelingen van de Grote Verlichte.  Het is alles vreugde, vrij van zorg - het wordt Boeddha genoemd.

Tao-hsin (580-651) 3

 

 

Iedereen die met mediteren begint, of er al eeuwen mee bezig is, doet dat vanuit een gemis.  Onzekerheid, twijfel, angst, onrust, het zijn allemaal legitieme redenen om er eens bij te gaan zitten. Dat is onze armoede, en we zouden bereid zijn op onze knieën te gaan en te bedelen om verlichting.  Verlichting!  Het hoge woord is eruit.  Ontwaken, verlicht worden, de andere oever bereiken.  Zeg mij hoe ik dat moet doen, en ik doe het.  Wijs mij de weg.

Vandaag krijgen we drie adviezen waarmee gerenommeerde zenmeesters ons weer de kou insturen.  In plaats van een warme mantel van troost om ons heen te slaan en ons met wat oudbakken wijze raad weer naar huis te sturen, zeggen ze ons boudweg dat we bij hen aan het verkeerde adres zijn.  Niet omdat zij hardvochtig zijn en ons liever laten lijden dan ons te redden, maar omdat zij ervan overtuigd zijn dat wij hen niet nodig hebben.

Juist in onze armoede zijn we immers rijk.  Het ontbreekt ons, armen, aan niets. Er valt niets te bereiken, want alles is al bereikt.  We hoeven niet te ontwaken, want we zijn al ontwaakt.  Het enige probleem is dat we dat nog niet doorhebben en nog steeds ervoor kiezen rond te waren in onze barre droom, die we voor de werkelijkheid houden.  We zijn nog altijd blinde, dwaze wezens, zegt Lin-chi. We zijn een stelletje onnozelaars, die andermans hoofd op hun eigen hoofd zouden zetten om er toch maar wat wijzer, wat meer zen uit te zien.  Maar je hebt al een hoofd, zegt de meester, en daarmee zul je het moeten doen.  Breng daarin wat rust, en klamp je niet vast aan woorden, woorden, woorden, al kwamen ze van de Boeddha zelf. In andere tekst zegt Lin-chi het nog krasser:

 

Volgelingen van de Weg, als u inzicht wenst in de dharma zoals die is, 

laat u dan niet beetnemen door de waandenkbeelden van anderen.  

Wat u ook tegenkomt, zowel van binnen als van buiten, 

sla het onmiddellijk neer: 

als u een boeddha tegenkomt, 

sla de boeddha neer, (…) 4

 

Van gelijke strekking zijn de woorden van Tao-hsin, de vierde zenpatriarch. Er is geen andere manier om de aard van Boeddha te bereiken dan door je geest vrij te laten zichzelf te zijn.  Wees jezelf, voel je vrij, hou je niet te veel bezig met al die zengeleerdheid. En denk erom: Wat je ook met jezelf ziet gebeuren, het zijn allemaal de wonderbaarlijke handelingen van de Grote Verlichte.

Alles wat je doet, alles wat je overkomt, alles wat zich in je afspeelt, het is allemaal goed zoals het is, het is allemaal het wonderbaarlijke handelen van de boeddha, die we zelf zijn.

Houd je niet te veel bezig met je geest.  Als je hem zo nadrukkelijk wilt temmen, zal je dat niet lukken en je zult verkrampen.  Laat je de geest maar waaien waar hij wilt, grenzeloos en vrij, dan is alles vreugde en vrij van zorg. Zo werkt dat.

_______________

1 Dumoulin, H. (1988, 1990). Zen Buddhism: a history; vol. I & II. New York. (p. 167)

2 Schloegel, I. (1979). Zenleer van Rinzai. Katwijk aan Zee: Servire. (p.74)

Hoover, Th. (1990). Meesters van zen. Utrecht: Het Spectrum (Aura). (p. 58)

Hoover, Th. (1990). Meesters van zen. Utrecht: Het Spectrum (Aura). (p. 156)