Koken kan ik niet.  Nooit geleerd. Man alleen, u weet wel.  Beetje lui. Maar als ik ergens kom, merk ik dat ik vrij snel in de keuken beland.  Om te kijken, te leren, te praten, te luisteren.  De keuken is de warme plek waar alles ontstaat: vriendschap, genegenheid, vertrouwelijkheid, soep.

 

Wanneer kok Ding voor vorst Wenhui een rund in stukken sneed, dan sloeg hij met zijn handen, beukte met zijn schouders, stampte met zijn voeten, stootte met zijn knieën, en dan klonk het ‘krak’, en zijn mes ging van ‘zip’, alles op de maat van de muziek. (…)1

 

Die muziek moet je nu maar eventjes wegdenken, die had te maken met het offerritueel waarvoor Ding het rund moest versnijden. Kok Ding gaat voor de achteloze toeschouwer nogal te keer, beukend, stampend en stotend, het gaat van ‘krak’ en ‘zip’.  Het leek wel op ballet, staat er in de tekst. 

Vorst Wenhui zei dan ook: ’Warempel!  Wat is het mooi om over een dergelijke techniek te beschikken!’

 

Zo spreken koningen, ze strooien kwistig met uitroeptekens en gebruiken woorden als warempel. De vorst gelooft niet wat hij ziet, zijn mond valt open van verbazing bij zo veel techniek. Kan hijzelf ook niet koken?  Ook man alleen?  We weten niets over hem. En hij weet niets van het leven.  Het is kok Ding - in feite moet je lezen: het koksmaatje - die hem leert wat echt leven is:

 

Uw dienaar houdt van de Tao, en dat gaat verder dan alleen maar techniek.  Toen ik begon met het ontleden van runderen, zag ik alleen maar hele runderen voor me.  Na drie jaar zag ik geen enkel heel rund meer.  Vandaag de dag benader ik ze met mijn geest en niet meer met mijn ogen.  Mijn zintuigen houden op te functioneren terwijl mijn geest in actie komt.  De natuurlijke structuur volgend, geef ik dan een klap op de grote gewrichten, snijd ik in de grote openingen, naar de manier waarop het beest in elkaar zit.  Zenuwen en spieren, beenderen en gewrichten, bieden nooit de minste weerstand, laat staan grote knoken!

 

Geëerde en geleerde vorst, u hebt er in feite niet veel van begrepen.  Van de Tao, bedoel ik. Tao beschouwt u als methode, techniek, stappenplan. Leer mij koken in 10 lessen. Dat kennen we: Tao voor geliefden.  Tao voor ondernemers.  Tao voor zenuwlijders.  Instant geluk gegarandeerd, op voorwaarde dat u ons uniek systeem volgt. Teken nu in.  Uitzonderlijke voorwaarden voor snelle beslissers. Neen, geëerde vorst, zo werkt het niet, dat is de tao van de botte bijl. Je ziet het probleem als één groot gevaarte op je afkomen en in paniek storm je erop los.  God zegene de greep, je hakt woest in het rond met je stappenplan, tot de stukken rund alle kanten op vliegen. Dat is niet snijden, maar hakken en houwen.

De echte Tao kijkt naar de openingen in de structuur van het rund. De goede leraar ziet niet een dreigende klas voor zich zitten die getemd moet worden, zoals in Bint van Bordewijk.  Hij probeert openingen te vinden, mogelijkheden te ontdekken, observeert de manier waarop het beest in elkaar zit, hij zoekt naar de plek waar de minste weerstand zit. Zelfs de stoerste binken, de grote knoken, komen dan zonder tegenstand te bieden los, vrij.

 

Een goede kok neemt eens per jaar een nieuw mes: dat is snijden.  Een klungelige kok wisselt elke maand: dat is houwen.  Het mes van uw dienaar doet hier al negentien jaar dienst, en er zijn enkele duizenden runderen mee in stukken gedeeld; toch is het nog zo scherp alsof het pas van de slijpsteen komt.  Tussen de geledingen bestaat ietwat ruimte, en wat mijn mes betreft: dat heeft geen omvang.  Als je met iets dat geen omvang heeft binnendringt in waar ruimte is, dan kun je het scherp lekker vrij rondbewegen, want dan is er beslist plaats te over. Daarom gebruik ik dit mes al negentien jaar en het is nog zo scherp alsof het net geslepen is.

 

Zoek de ruimte.  In het rund (je probleem) én in jezelf. We hebben onze geesten volgestouwd met aannames, overtuigingen, doelstellingen, idealen.  We stikken erin, raken erdoor verlamd.  Alle goedbedoelde raad, die we geven of krijgen, laat ons verweesd en verlamd achter, omdat die nooit geschikt is.  We moeten alle advies, lees alle nieuwerwetse messen over boord gooien en vertrouwen op ons eigen alaam van onze eigen geest. Waar zit de opening, waarin we met ons mes dat geen omvang heeft kunnen bewegen? Waarom nog langer dat mes gebruiken dat altijd vast komt te zitten of afketst op knoken en gewrichten en daardoor iedere keer weer bot wordt.  We zijn hardleers, zetten ons botte mes weer aan op de slijpsteen, in de hoop dat het deze keer vlijmscherp zal uithalen.  Mis!  We stormen vooruit met ons methodes en knallen tegen een muur aan, in plaats van te luisteren naar de tao en te kijken naar de structuur van het ‘rund’, die leert hoe de dingen in elkaar zitten, waar de knelpunten zitten en waar de openingen. Kijken en luisteren, daar is tijd voor nodig.  Kijken en luisteren veronderstelt dat je je vooringenomen ego opzij zet, zegt het koksmaatje:

 

Toch is het zo dat elke keer als ik op een ingewikkeld punt stoot en zie dat het moeilijk gaat worden, ik me voorzichtig inhoud.  Ik kijk er strak naar en ga langzaam te werk.  Heel zachtjes beweeg ik mijn mes, en rats! het valt uit elkaar, als een klomp aarde die op de grond ploft.  Dan sta ik rechtop, met m’n mes in de lucht, en kijk om me heen, triomfantelijk en tevreden.  Daarop prijs ik m’n mes, en stop het in z’n foedraal.

 

Als het moeilijk gaat, is er geen sprake van ballet, van beuken, stampen en stoten, van ‘krak’ en ‘zip’.  Nu past voorzichtig tasten naar de opening.  Ik houd mij in, dring mij niet op, Mijn zintuigen heb ik niet meer nodig, ik laat mijn geest, de geest, het werk doen.  Het werk verricht zichzelf.  Ik doe wel, maar ‘weet’ niet dat ik doe, het is mijn mes dat doet wat nodig is…, tot plots alles uit elkaar valt.   Het probleem heeft zich op-gelost, is uit elkaar gevallen. Ik voel mij triomfantelijk en tevreden, omdat de dingen zijn wat ze zijn en alles op zijn plaats valt. Ik ben dan wel trots, maar niet op mezelf.  Alle lof komt het mes toe.  De methode, de tao van omzichtig meegaan met de gang van het leven heeft gewerkt.  Ze werkt altijd, zolang wij er ons niet tegen verzetten.

 

‘Dat is prachtig!’ zei vorst Wenhui. ‘Door naar de woorden van kok Ding te luisteren, heb ik het voeden van het leven geleerd.’

________________

1 Schipper, K. (2007). Zhuang Zi. De volledige geschriften.  Het grote klassieke boek van het taoïsme. Amsterdam: Augustus. (p. 72)