Meester Kyogen sprak:
Het is als met de man in een boom, die met zijn tanden aan een tak hangt; met zijn handen kan hij zich nergens aan vastgrijpen en ook zijn voeten vinden geen steun. Stel dat onder de boom een andere man staat en hem vraagt: ‘Wat is de betekenis van Bodhidharma’s komst uit het westen?’ Als hij niet antwoordt, voldoet hij niet aan de wens van de vraagsteller. Antwoordt hij wel, dan verliest hij zijn leven. Hoe moet hij op dat moment antwoorden? (1)
Dit is een schoolvoorbeeld van een koan. Je bijt er je tanden op stuk, krijgt er barstende hoofdpijn van, zolang je het raadsel met je scherpzinnige logica te lijf wil gaan. Dat had ook Kyogen (een Chinese zenmeester uit de 9e eeuw) zelf aan den lijve ondervonden; hij had zijn leermeester Isan Reiyu al de oren van zijn kop gezeurd om eindelijk eens te weten te komen waar het in zen nu in feite om draaide. Zijn meester had hem het antwoord niet willen geven en teleurgesteld trok Kyogen zich terug in een kluizenaarsbestaan en gaf zijn zenstudie op. Op een dag was hij een paadje aan het aanharken en plots zwiepte hij met zijn bezem een kiezelsteentje tegen een bamboestok aan. Dat geluid wekte in hem de totale verlichting! Een bevrijdende ervaring aan alle woorden en geleerdheid voorbij.
Onze man in de boom staat (hangt) nog voor een groter probleem. Minder houvast in het leven dan hij kun je nauwelijks hebben, met zijn handen en voeten klauwt hij in het ijle. Spreken kan hij niet, want dat zou zijn dood betekenen. En net in die situatie, in dat hier en nu, is er een man die dringend van hem weten wil Waarom de Boddhidarma naar het westen kwam’ (2) Is het een schriftgeleerde, iemand die hem op de proef wil stellen, of is het een soort Kyogen, die niet rusten kan vooraleer hij alles weet en onwrikbare waarheden hoort? Hoe dan ook, het blijkt een vraag van leven-en-dood, zowel voor de vraagsteller als voor degene die het antwoord geven moet. Als die antwoordt, moet hij zijn mond opendoen en stort hij de dieperik in. Antwoordt hij niet, dan kwelt hij de ander met zijn eeuwige levensvraag.
Wat doe je op zo een moment? Uitstel krijg je niet, je moet nu wat doen.
Die vraag over de Bodhidarma is in feite een vraag naar de essentie van zen, naar de essentie van het leven. Tussen hangen en wurgen wordt ons die gesteld, ze plaatst ons voor een dilemma; wat we ook besluiten, het is nooit goed. Geven we een geleerd en welsprekend antwoord waarmee we kunnen uitpakken en schitteren, dan blijkt dat nutteloos. We vatten alles dan weer in woorden, begrippen, voorstellingen, waarvan we maar al te goed weten dat die futiel zijn en dus dodelijk voor de essentiële waarheid. Geven we geen antwoord, dan blijven we in de impasse hangen. Tot plots de uitdagende vraag van Hisamatsu weer in ons opduikt: Ga daar staan, waar geen plek is om te gaan staan. Blijf daar hangen, waar geen plek is om te hangen. In het hier en nu van de impasse, in de paradox ligt het antwoord op de onmogelijke vraag, die iedere koan is. Pasklare oplossingen zijn er niet, het enige antwoord is dat van het kiezelsteentje, dat ons plots de bevrijdende leegte van het zwijgende niet-weten reveleert. Mocht ik het uitleggen, het trachten te verlevendigen met plaatjes en praatjes, dan val ik zo meteen de dood in; niet alleen mijn dood, maar ook die van de essentie, want terwijl ik het uitleg, dood ik het, haal ik het hart eruit.
Het enige juiste ‘antwoord-dat-geen-antwoord-is, bestaat erin de ervaring van de impasse te doorleven. In de dood van de impasse (of ik nu hangen blijf of val) zal de impasse ons tot leven wekken. Hoe, dat weten we niet, maar voorwaarde is dat we alles doden waarvan we tevergeefs dachten en hoopten dat het ons leven zou wekken: onze illusies, voorstellingen, onze boekenwijsheid. Cultivons notre jardin, zei Voltaire. Laten we maar ons paadje aanharken.
________
(1) De poortloze poort. Klassieke koanverzameling. Mumonkan. (Koan 5)
(2) Bodhidharma (6e eeuw) leerde de Chinese keizer de kern van het Mahayanaboeddhisme: Grote Leegte en Niet-weten.