Ter gelegenheid van de herdenking van de bevrijding van de concentratiekampen hield premier Michel onlangs een toespraak in de Synagoge van Brussel.  Hij vertolkte er het traditionele standpunt: hoe de geallieerden zeventig jaar geleden met ontzetting de gruwel van Auschwitz ontdekten die tot dan toe voor iedereen verborgen was gebleven.

Wie Het zwijgen van Jan Karski gelezen heeft, denkt nu wel lichtjes anders over deze voorstelling van zaken.  Vanuit het getto van Warschau kreeg Jan Karski (pseudoniem van Jan Kozielewski) de opdracht het Westen te waarschuwen voor het bestaan van de concentratiekampen. Kort en bondig: niemand in het Westen, inclusief Roosevelt, had oren naar zijn verhaal.  Het Westen keek de andere kant op en maakte zich daardoor mede schuldig aan de nazigruwel.

Na zijn mislukte avontuur verviel Karski in een volstrekt stilzwijgen.  Het boek dat Yannick Haenel over hem schreef bevat sterke bladzijden over de genezende kracht van stilte en eenzaamheid.

Als wij tijdens de meditatie ‘de stilte ingaan’, dan doen we dat vanuit een luxepositie; we vluchten weg uit de drukte van de wereld om bij onszelf te komen. Stilte is een luxeartikel geworden waar we wekelijks, of dagelijks van willen genieten.  Zo is het niet in zen, zo was het niet voor Jan Karski. Zijn stilte is er een van de nacht en de verdwazing:

 

Ik deed mijn mond niet meer open. (…) Het komt me voor dat het constant nacht was; (…) Ik stond aan de rand van deze verdwazing waarin je kunt verdwijnen.

 

Nu hij nergens gehoor had gekregen voor zijn boodschap over de kampen, was de bodem onder hem weggeslagen.  Alleen nog nacht en eenzaamheid.

En toch.  Toch ervaart hij beetje bij beetje dat nacht, stilte en eenzaamheid bevrijdend kunnen werken.

 

En ik heb ontdekt dat alleen de stilte vrij is.  Als je plechtig belooft om te zwijgen, snijd je de laatste banden door en maak je je los van alles wat je bindt.  Er is iets absoluuts in de stilte, een trots die me het leven heeft gered.  Want ik heb me toen losgemaakt van de anderen om ontvankelijk te zijn voor het enige wat gehoor gaf aan mijn ontreddering.

 

Stilte maakt je vrij.  Karski’s stilte is niet gericht tegen wie weigerde naar hem te luisteren - al zal dat beslist hebben meegespeeld - maar biedt hem de gelegenheid open te staan voor zijn ontreddering.  Dat is een kwestie van trots ondanks alles.

Mediteren is op dezelfde wijze open staan: voor de ontreddering van de nacht, die niet het laatste woord heeft. Hoe verduisterd ook, het licht is en blijft aanwezig, en voorlopig kunnen we niets anders doen dan daar bij blijven, wakend. Hoe groot de ervaring van de nacht in de woestijn ook is, er is een uitweg.  Karski spreekt daarover:

 

Want de stilte is een woestijn, maar wel een woestijn die je jonger maakt.  Tijdens deze periode waarin ik niet sprak, heb ik vaak het gevoel gehad dat ik me in de leegte bevond.  Ik was in de leegte gesprongen, maar ik was niet neergekomen; ik bleef zweven terwijl ik viel. (…), en mijn eenzaamheid werd alleen maar groter; ik voelde me er steeds beter onder.

 

Is dit niet wat Ton Lathouwers bedoelt met je kunt er niet uitvallen? Is dit niet de koan over de sprong van de dertig meter hoge paal? Springen vanuit het vertrouwen niet te pletter te storten.  De sprong van het geloof wagen, hoe diep de afrond ook is.

Als Karski na de oorlog in Jeruzalem wordt opgenomen ‘onder de rechtvaardigen onder de volkeren’, vertelt een rabbijn hem 

 

dat er in mijn slapeloze nachten een licht verscholen ging, en dat ik daarover waakte.  Volgens de rabbijn leefde ik in het verduisterde licht van een overwinning.  Hoewel ik er niet in geslaagd was mijn boodschap over te brengen, droeg ik deze nog altijd bij me, met de trots van de getuige wiens woord wacht tot zijn tijd komt.

 

Wachten en waken, het is ook de oproep van zen. Wie mediteert, krijgt wel eens het advies ‘te zitten met een glimlach’.  Die moet dan vreugde en berusting uitstralen: alles is goed zoals het is, en ik wil er ontspannen mee omgaan. Mooi, naïef inspirerend.  Maar een beetje zoutloos. Ik kies voor wat Jan Karski erover zegt.  Hij heeft het over

 

de glimlach van degene die alles verloren heeft 

en die denkt dat niets voor altijd verloren is.

 

Geen beate, stereotiepe, commerciële glimlach van een glimmend boeddhabeeldje, maar de glimlach van wie op alle fronten verloren heeft en desondanks denkt, d.w.z. weet, dat niets voor altijd verloren is. 

__________________

Haenel, Y. (2011). Het zwijgen van Jan Karski. Amsterdam: Meulenhoff.