Twee weken, twee sterfgevallen. Een oom en een tante.  Negentig en 93 jaar.  Zus van moeder, broer van vader. Mooie afscheidsviering, hechte familie, oprecht verdriet.  Ik leef met ze mee en ben ontroerd.

Maar wat weet ik van hen?  Bitter weinig.  Wat heb ik met hen gedeeld en beleefd?  Bitter weinig.  Met de oom helemaal niets, met de tante haast niets. Het stemt een beetje bitter, zoveel gemiste kansen, zo een gebrek aan kansen om beïnvloed te worden. Het levert slechts vage beelden van ze op. Milde beelden, dat wel, maar vaag, vaag, vaag. Ik zie het verdriet van hun kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen.  Zijn zij de “ziel” die wordt doorgeven?  Moet ik bij hen op zoek naar hun identiteit? Heeft dat voor mij nog zin?  Kan ik niet beter genoegen nemen met het vage beeld dat ik uit de familiegeschiedenis heb samengeraapt?  Bedrieglijk beeld, wazig, vals, vertekend beeld.  Overbelicht, onderbelicht door gissingen, commentaren, verhalen, hele leugens en halve waarheden, onbetrouwbare anekdotes en te snel getrokken conclusies. Al ziet men de lui, men kent ze niet, zei Bredero.

Pakweg over twintig jaar is het mijn beurt, mogelijk al vroeger. Zonder kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen.  De notaris zal de boel verdelen, mijn duizenden boeken gaan naar De Slegte en naar de afvalcontainer. Niemand anders dan ik heeft ze gelezen of ingekeken, niemand anders was erin geïnteresseerd. Wie ze moet opruimen zal het voelen in zijn armen en al die boekenwijsheid verwensen in hart, nieren, spieren en gewrichten. Wat blijft er van een mens over na zijn dood? Zijn identiteit, zijn ziel, zijn zelf?  Wat is dat dan?

Zen beoefenen, de boeddhaweg bestuderen, is jezelf bestuderen, zei Dōgen. In ons leven, in ons sterven de vraag durven stellen Wie ben ik? Ik ga nu heel snel door tienduizend bochten en geef er meteen maar het zenantwoord bij. Je identiteit bestaat niet, je bent niets, je bent leegte.  Meteen daar maar ter geruststelling aan toevoegen  dat leegte positief bedoeld is: je bent nooit eens en voor altijd, onwrikbaar dezelfde. Je bent leeg als open ruimte van oneindig veel mogelijkheden.  Dat inzicht werkt bevrijdend. Het is een leegte die je in staat stelt waarachtig en in heelheid te leven. In heelheid leven betekent dat je fundamenteel en in vrijheid instemt met het bestaan, een gedachte die je ook aantreft bij Spinoza. Het bestaan, waarin goed en kwaad gedijen, die teruggaan tot dezelfde wortel: Oorzaak en gevolg komen voort uit dezelfde bron.1 Die bron noemt Spinoza de noodzakelijke oorzaak zonder oorzaak: God.

Mijn ziel, identiteit of zelf heeft niets te maken met wat van mij overblijft, de erfenis die ik nalaat, mijn boeken, de weinige teksten die ik geschreven heb.  Ze heeft zelfs weinig te maken met mijn plaats binnen de familie, of met mijn traditie, d.i. wat ik zou hebben doorgegeven. Traditie is het tegendeel van identiteit. Identiteit is toeval.2 Dat is allemaal buitenkant. Dat is ons allemaal toe-gevallen.  Wie we geworden zijn is het resultaat van een eindeloze keten van noodzakelijke toevalligheden. De kern en de oorsprong daarvan zijn niet te vatten.  Je kunt ze niet  nalaten aan je erfgenamen, zoals je dat doet met een lapje grond, een huis, je geld. De erfenis die je nalaat is veeleer de opdracht zelf iets nieuws te verwerven, tot stand te brengen.  In vrijheid, in leegte, niet in slaafse navolging van de vorige generaties, hoe respectvol je ook met ze moet omgaan. Toch maar oppassen dat je niet louter een getrouwe kopie word van je verleden. De wijsheid, de normen en waarden der vaderen kunnen waardevol zijn en oeroude gewoonten en gebruiken scheppen beslist een gevoel van veiligheid, maar binnen de kortste keren gaan ze stollen en verstenen.  Met die stenen gaan we muren bouwen om, zoals Wilders het zegt, ons land en zijn tradities - tulpenbollen en windmolens? - te heroveren. Heroveren door jezelf op te sluiten, lukt dat zo een beetje?
Een dergelijke strategie staat ver af van leven in heelheid. Ze stemt niet fundamenteel in met het bestaan zoals het is: in voortdurende verandering.  Ze is fundamenteel ontevreden met het bestaan, omdat het verandert en dus steeds nieuwe antwoorden vraagt. Antwoorden op de vraag wie we zijn, en wie we willen worden.  

Wie we zijn en willen worden, ons ware zelf, staat nooit los van alles.  Zelfs al zouden we graag op een eiland leven, alle eilanden zijn met elkaar verbonden. Er is altijd inter-zijn. Kort gezegd, onze erfenis is er altijd een van verantwoordelijkheid tegenover wie ons zijn toevertrouwd.  Dát zijn onze kinderen, kleinkinderen, achterkinderen.

 

Hoofden van Lebak, eens sterven wij allen!

Wat zal er gezegd worden in de dorpen waar wij gezag hadden? En wàt door de voorbijgangers die de begrafenis aanschouwen? En wat zullen wij antwoorden, als er na onzen dood een stem spreekt tot onze ziel, en vraagt: ‘waarom is er geween in de velden, en waarom verbergen zich de jongelingen? Wie nam den oogst uit de schuren, en uit de stallen den buffel die het veld ploegen zou?  Wat hebt gij gedaan met den broeder dien ik u gaf te bewaken?  Waarom is de arme treurig en vloekt de vruchtbaarheid zijner vrouw? 3

___________________

De identiteit van veelheid en eenheid. (Sandokai van Sekito Kisen)

https://mahakarunachan.nl/wp-content/uploads/2010/12/05-Identiteit-veelheid-eenheid.pdf

2 Wieseltier, L. (2002). Kaddisj. Amsterdam: De Bezige Bij. (p. 309)

3 Multatuli (1977). Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij. Antwerpen: Ontwikkeling. (p. 107)