Het vertrek

 

Ik gaf bevel mijn paard uit de stal te halen.

De knecht verstond mij niet.  Ik ging zelf naar de stal en zadelde mijn paard en besteeg het.  In de verte hoorde ik een trompet, ik vroeg hem wat dat beduidde.  Hij wist niets en had niets gehoord.  Bij de poort hield hij mij aan en vroeg: „Waarheen rijdt u, heer?”  „Ik weet het niet, „ zei ik, „alleen hier vandaan.  Voortdurend hier vandaan, alleen zó kan ik mijn doel bereiken.”  „U kent dus uw doel?” vroeg hij. „Ja,” antwoordde ik, „ik zei het toch, ‚hiervandaan’, dat is mijn doel.”  „U hebt geen proviand bij u”, zei hij.

„Dat heb ik niet nodig,” zei ik, „de reis is zo lang dat ik moet verhongeren als ik onderweg niets krijg.  Geen voorraad kan mij redden.  Het is toch goddank werkelijk een enorme reis.” 1

 

Kafka, daar heb je hem weer.  Kafka, zenman en koanleverancier bij het leven.  Ik kan niet om hem heen, kom hem altijd weer tegen, ook al probeer ik hem uit de weg te gaan. Te groot, te moeilijk, te confronterend. Te verhelderend ook, maar dan zoals dromen verhelderend zijn.

 

In de droomlogica van Kafka duiken weer de vertrouwde motieven op: paard, stal, knecht, trompet (oproep), poort, rijden, reis.  Vele daarvan komen ook voor in Een plattelandsdokter. 2

Met de titel is iets vreemds aan de hand.  In het Duits luidt die Der Aufbruch 3 , wat verwijst naar een militaire context: je kamp opbreken, de aftocht blazen.  De oorlog is uitzichtloos, er valt geen eer mee te halen, zodat je als kapitein niets anders meer te doen staat dan op te breken. Wat doe je nu eenmaal als je leven er uitzichtloos uitziet? Wegtrekken.

 

Je staat er alleen voor, je voert wel het bevel, maar niemand luistert naar je, zodat je verplicht bent zelf naar de stal te trekken, daar zelf je paard te zadelen en te bestijgen.  Je ordonnans staat er verslagen bij, en stom.  Hij weet niets, ziet niets, hoort niets.  Zelfs niet de trompet, die in de verte klinkt. Hij begrijpt het niet: als de kapitein het kennelijk opgeeft, waartoe worden we dan nog opgeroepen?  Als zijn meester hem die vraag stelt - om hem op de proef te stellen? of omdat hij het zelf niet weet? - moet hij het antwoord schuldig blijven.

 

Bij de poort hield hij mij aan.  De Poortloze Poort Van Waarnaartoe! We zitten midden in een zenverhaal. In het Duits staat er hielt er mich auf. De knecht houdt zijn meester niet áán - hoe gek zou dat zijn, zelfs in een omgekeerde droomwereld.  Hij houdt hem op, wil hem nog even tegenhouden om nu op zijn beurt een vraag te stellen. De waaromvraag.  Waarom verlaat mijn kapitein het slagveld?  Het moet zijn dat hij in ’s lands belang een hogere missie heeft gekregen. Waarheen rijdt u, heer? 

Zijn meester weet het zelf niet, alleen beseft hij dat, als er een doel is, hij dat alleen maar bereiken kan door hiervandaan te rijden. Hiervandaan, dat is mijn doel. Zo is ook de Boeddha weggetrokken uit het paleis van zijn vader, met achterlating van vrouw en kind.  Het ideaal van de thuisloze staat in het boeddhisme hoog aangeschreven.

Wij, nuchtere mensen, die het dromen verleerd zijn, begrijpen dat niet.  Wat geef je niet op als je voor een zwervend bestaan kiest: je job, je huis, je gezin, pensioensparen, sociale zekerheid, bonussen.   En wat zul je eten onderweg, waarvan ga je leven, waar vind je onderdak?

De knecht doet nog een zwakke poging om zijn kapitein te wijzen op de gevaren van een ongeordend bestaan.  U gaat omkomen van honger en ellende, heer. En wat gaat u eten onderweg, waar vindt u iedere dag een warme maaltijd?

De kapitein geeft een jezusantwoord: Let eens op hoe de veldbloemen groeien; ze werken niet en spinnen niet. Maar ik zeg je: zelfs Salomo in zijn staatsiegewaad ging niet gekleed als een van hen. 4 Ik heb niets nodig. Ik reken erop dat ik onderweg wel iets zal toegestoken krijgen, want als dat niet zo is, dan ga ik inderdaad de hongerdood tegemoet. En hij weet dat hij niets zal krijgen, dat niets hem nog kan helpen, althans niet in mensentermen gesproken.

Geen voorraad kan mij redden. Op die laatste reis moet ik al mijn bagage, al mijn levenservaring, al mijn zekerheden achterlaten.  Dit is immers geen gewone reis naar een menselijk doel.  Dit is geen militaire missie. Dit is goddank werkelijk een enorme reis.

Die laatste regel klinkt bedrieglijk eenvoudig.  Je kunt je natuurlijk niet ontdoen van de gedachte dat het hier gaat om de laatse reis, richting dood.  De ultieme reis, die we dagelijks verondersteld worden te maken.  De reis van afscheid nemen, loslaten en sterven, in de grote en de kleine dingen. Daartoe moet je inderdaad iedere keer opnieuw je kamp opbreken, je paard zelf uit de stal halen en met minder dan niets de overtocht wagen.

In de originele tekst wijst Kafka ons op de paradox van die ultieme opdracht:

Es ist ja zum Glück eine wahrhaft ungeheuere Reise. Letterlijk vertaald: Het is toch gelukkig echt een enorme reis.

Maar dat is een vertaling die ons in de kou laat staan. Zum Glück kun je ook interpreteren als: richting geluk.  Het is werkelijk een kolossale, ongewone onderneming, zo een reis richting geluk.

Een enorme reis, zeg dat wel. Een ungeheuere, d.i. monsterachtige reis!  Ungeheuere betekent monsterachtig, geweldig. De reis naar het geluk is een gigantisch avontuurlijke queeste.   Zonder kompas, wapens of proviand. Monsterachtig afschrikwekkend én tegelijk leidend naar een geluk, waarvan wij bij leven als knecht noch kapitein ook maar iets kunnen begrijpen. Dat is de paradox.

_____________

1  Kafka, F. (1982 5). Verzameld werk. Amsterdam: Querido. (p. 925)

2  Kafka, F. (1982 5). Verzameld werk. Amsterdam: Querido. (p. 747)

3  Höfle, P. (2008). Franz Kafka.  Sämtliche Werke. Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag. (p.1151)

4  Groot Nieuws Bijbel (1996). Lucas 12: 27