Genjokoan 1 - 4:

De boeddhawerkelijkheid: Leeg en leeg is twee. Of drie.

 

1.1 Als alle dharma’s de boeddhadharma zijn, dan is er illusie en verwerkelijking, beoefening, leven en dood, boeddha’s en gewone levende wezens.

 

 

1. 1 Over de boeddhadharma. De visie van de Boeddha. Niets heeft een vast zelf, alles is leeg.

 

1. 1 is de THESE: de bevestiging.


De werkelijkheid als volheid. Wat vanuit dit standpunt de werkelijkheid kenmerkt is de veelvuldigheid van haar fenomenen.
Wat die fenomenen verbindt is afhankelijk ontstaan en vergaan.

 

Paradigma's:

 

  • Bergen zijn bergen, rivieren zijn rivieren.
  • Het evidente
  • Gegaan, gegaan, voorbijgegaan.
  • Alles is verschillend.
  • Wat er is, is niet. (Seng-ts’an (+ 606): Hsin Hsin Ming of Verhandeling over het waarlijk gelovig denken)
  • Tis.
  • Thus all things in this world of contingence are dependent on causes and conditions. (Lalitavistara Sutra, 13. 175 - 177)

 


De parafrase van de tekst luidt:

 

Op het gunstige moment, waarop (men ervoor ‘kiest’ te beschouwen dat) alle dharma’s / fenomenen de boeddhadharma zijn, dan bestaan (enerzijds) illusie en (anderzijds) verwerkelijking, …..
Alles wat bestaat (de tienduizend dingen: bloemen & onkruid, ikzelf) vormt de hoogste Waarheid, de boeddhawerkelijkheid, God.

 

Wij ervaren de dingen in de volheid en de overvloed van hun veelvuldigheid, in hun gedifferentieerdheid, maar altijd in hun dualiteit, bijvoorbeeld van illusie tegenover verwerkelijking, van beoefening tegenover niet-beoefening, van leven tegenover dood, van boeddha’s tegenover gewone mensen.

 

Volgens de conventionele waarheid, worden de dingen naast en tegenover elkaar én onszelf gesteld. Die zogenaamd objectieve waarheid is een relatieve (of ‘relationele?) waarheid van 'dit versus dat'. We beoordelen de werkelijkheid met woorden (etiketten) als ‘dit is illusie, dat is verwerkelijking’, ‘dit is goed, dat is slecht, dit is pijn, dat is genot’… We kennen er duidelijke, vaste en onvergankelijke eigenschappen aan toe op basis van onze even onwrikbare concepten.


Een dergelijke conceptuele en conventionele waarheid is in het leven van alledag een handig hulpmiddel, omdat ze houvast biedt: ‘dit is dit en dat is dat’; 'dit volgt uit dat’, enz. Het is de evidentie zelf, tenminste voor wie bereid is de dingen te zien zoals ze zijn. Die evidentie komt ons overigens vaak goed uit. In wezen is ze nochtans een bedrieglijk redmiddel. We zetten er de werkelijkheid mee klem, en daardoor verstart onze visie op wereld én samenleving. Denken dat we met onze concepten de vinger kunnen leggen op het vaste zelf van al wat is, is een illusie. Ook al ervaren wij in ons bestaan een continuïteit (als een soort vastheid), die we toeschrijven aan de keten van oorzaak en gevolg, ook al handelen we als individu vanuit wat we met pretentieuze zekerheid onze identiteit noemen, vroeg of laat zullen we moeten ‘ontwaken’ en toegeven dat al die zekerheden slechts leugentjes om bestwil waren, creaties van onze geest waarmee we handig door het leven laveerden. Volgens de boeddhadharma zijn ze echter allemaal leeg, onvast, vergankelijk. Niets heeft een vast zelf, er is geen ātman, alles is leeg. We hoeven slechts om ons heen te kijken om te zien hoe evident deze waarheid is: alles is vergankelijk en onze begeerte ernaar blijkt steeds vergeefs en bron van voortdurend lijden.
Ook als individu bijvoorbeeld zijn we leeg en vergankelijk, een onaffe, onstandvastige verzameling van oorzaken en voorwaarden, van verschillende en wisselende eigenschappen en van de rollen die we spelen in de context van het geheel: als kind, leerling, echtgenoot, buurman… Bovendien zijn we als uniek individu slechts als een waterdruppel, die niets is vergeleken met de oceaan.
Ieder fenomeen (iedere waterdruppel) staat in relatie tot een ander en tot alle andere (de oceaan). Die relatie noemen we onderlinge afhankelijkheid, of samenhang.

 

Dat we dat allemaal weten, danken we aan de wijsheid van Boeddha, die ons leerde dat alle dharma’s, hier opgevat in de specifieke betekenis van ‘fenomeen dat geconceptualiseerd kan worden, als ze opgevat worden volgens de boeddhaleer, onderscheiden kunnen worden in categorieën, bijvoorbeeld van ‘illusie’, ‘ontwaken’, waarvan we moeten onthouden dat ze ‘leeg’ zijn.

 

Zolang we blijven volharden in onze hardnekkige neiging om alles oordelend en veroordelend in vakjes te stoppen, creëren we persoonlijke en maatschappelijke conflicten. We oordelen, kiezen en handelen voortdurend volgens onze voorkeuren. We denken dat ons waardesysteem goed is en dat van anderen fout. We leven voortdurend in die waan en onwetendheid.

Verlichting betekent dat we uit dat soort begoochelingen ontwaken tot de oorspronkelijke, d.w.z. de absolute werkelijkheid, die ligt vóór (voorbij aan, Jenseits) het dualiserende, tijdgebonden onderscheid, dat wij denkend en sprekend maken, met name via de redenering van oorzaak en gevolg. Die absolute waarheid is de leegte, d.i. de oneindigheid, waarin niets vastligt en van waaruit alles ontstaat. De oceaan, om het nog eens metaforisch uit te drukken.
Dat brengt ons bij de betekenis van genjokoan: Alle verschijnselen (= genjo) zijn (d.i. verwerkelijken, bevestigen) die eeuwige, absolute waarheid (= koan), die aan bod komt in 1. 2. en nog meer, op poëtische wijze, in 1. 4.