De volmaakte weg is niet moeilijk

voor hen die geen voorkeur koesteren.

Wanneer liefde en haat beide afwezig zijn

wordt alles helder en ontmaskerd.

Maar zodra je het geringste onderscheid maakt,

wijken hemel en aarde oneindig ver uiteen.

 

Wil je waarheid aanschouwen

wees dan nergens voor of tegen.

Opwerpen wat je leuk vindt en wat je niet leuk vindt is de ziekte van de geest.

Wanneer de diepe betekenis der dingen je ontgaat, is je gemoedsrust vruchteloos verstoord.

 

Woorden1 van de Chinees  Seng-ts’an (6e eeuw), de derde Zenpatriarch. 

Wat is dat toch met die boeddhisten?  Het lijkt wel alsof ze alle stoïcijnen de loef willen afsteken.  Wil je gelukkig zijn? Niets zo gemakkelijk als dat!  Het volstaat jezelf te beheersen, geen gevoelens meer te koesteren, geen voorkeur of afkeer meer te hebben, niet meer lief te hebben en niet meer te haten. Dan pas wordt alles helder en worden illusies ontmaskerd.

De volmaakte weg, de grote weg, de tao volgen is niet moeilijk, als je tenminste bereid bent het allermoeilijkste op je te nemen: geen keuzes maken, geen standpunt meer innemen. Zo staat het ook in de soetra over De identiteit van veelheid en eenheid: Oordeel niet! Want zodra je het geringste onderscheid maakt, wijken hemel en aarde oneindig ver uiteen, zegt Seng-ts’an. Elk oordeel is de oorzaak van verdeeldheid en iedere vorm van duaal denken geeft aanleiding tot strijd en geweld. Ieder oordeel, iedere uiting van voorkeur of afkeer is slechts een ziekte van de geest. Daarom moeten wij onze geest tot rust brengen; dat doen we op ons kussen tijdens de meditatie. 

 

Deze tekst wordt ons aangeboden als Contemplatie voor de waakzame krijger.  De oorspronkelijke titel luidt: Verhandeling over het waarlijk gelovig denken. Contempleren, waakzaam zijn en gelovig denken, waar doe je dat?  In de zendo, tijdens de meditatie. Het gaat daar nog altijd over de geest, over denken, maar niet over het analytische, westerse denken, dat in onze genen zit.  Zen-denken heeft het over de paradox van een ‘gelovig denken’: geloven dat verlichting slechts mogelijk is op voorwaarde dat onze geest, ons denken, terugkeert naar zijn bron.  Die bron noemen we Eenheid, of ware zelf, of boeddhanatuur, of God, of non-dualiteit.  Tegenover alle vormen van dualiteit, waarmee we in het gewone leven geconfronteerd worden (voorkeur en afkeer, liefde en haat, ons grijpen en verwerpen, goed en kwaad2) staat dat alles één is, en één alles is. Alles is één om de eenvoudige (?) reden dat alles van nature leeg is.  Leegte is het bindmiddel tussen alle dualiteiten.  Al het relatieve vindt zijn oorsprong in de non-duale leegte.  Ons relatieve en relativerende denken, onze behoefte aan woorden en begrippen doen niets anders dan het aantal duale standpunten vermeerderen, waardoor hemel en aarde nog verder uiteen wijken. Wij denken zo graag een onderscheid tussen oorzaak en gevolg, maar:

 

oorzaak en gevolg komen voort uit dezelfde bron.  

Hoog en laag worden relatief gebruikt.  

In feite is er duisternis in helderheid, maar je moet de duisternis niet willen ontmoeten.  

Er is helderheid in duisternis, maar zoek niet naar die helderheid.  

Duisternis en helderheid horen bij elkaar, zoals de linker- en rechtervoet bij het lopen.3

 

Na ziekte en verdriet kan blijken dat ze mensen dichter bij elkaar gebracht hebben, maar je hoeft daarom de duisternis niet op te zoeken, noch op zoek te gaan naar helderheid.  Ze zijn al aanwezig, ze horen bij elkaar, zoals een deksel past op een pan, staat er elders in de soetra. Het kritisch onderscheiden van duisternis en helderheid, belet ons oog te hebben voor hun gezamenlijke oorsprong.  Die bron is de oneindige ruimte (van mogelijkheden, van leegte), waar niets ontbreekt en niets overbodig is. Op het einde van de tekst zegt Seng-ts’an dat de weg naar non-dualiteit een leven in vertrouwen impliceert, want non-dualiteit is één met vertrouwen. Dat is denken vanuit het geheel, vanuit de synthese waarin alles met alles samenvalt, zodat niets ontbreekt of overbodig is.  Rien ne se crée, rien ne se perd. Aan het absolute kan niets worden toegevoegd of ontnomen worden. Dat is de zo-heid der dingen.

 

Mooi zo!  En nu over tot de orde van de dag.  Die orde is vaak van een onvoorstelbare wreedheid, die ons opstandig maakt. Is het de bedoeling dat ik als zenboeddhist alle oorlog en geweld over me heen laat komen?  Is het de bedoeling dat ik onverschillig word voor het leed en het onrecht in de wereld?  Het boeddhisme geeft zelden moreel advies.  Zoek het zelf maar uit. En toch, er is geen twijfel mogelijk dat je niet bij de Absolute Werkelijkheid kunt blijven hangen en ze als excuus gebruiken om alle ellende te vergoelijken. De uitdaging bestaat erin dat we een manier vinden om de absolute Ene Werkelijkheid, en de relatieve, duale, werkelijkheden bij elkaar te brengen. Hoe doe je dat?  Het lijkt een onmogelijke opdracht.  Het antwoord staat nochtans in de Avatamsaka soetra:

 

Het Grote Mededogen is de essentie van de meditatie.  Het is haar lichaam, haar bron en haar middel, om zich in heel het universum te verspreiden.  Zonder dit “grote Hart” van liefde en mededogen is de meditatie, hoe verheven die in andere opzichten ook mag zijn, van geen enkele waarde.

 

Mediteren op non-dualiteit is essentieel, ja zelfs verheven, maar voorbehouden voor de tijd die we doorbrengen op ons kussen. Zodra we terug op de markt zijn beland, waait ons de relatieve werkelijkheid brutaal in het gezicht.  En daarmee moeten we aan de slag, met liefde en mededogen.  Dat is de kern van de Gelofte van de bodhisattva

Het is goed en noodzakelijk in te zien dat alles wat ons overkomt tenslotte zijn wortel vindt in de Ene volmaakte werkelijkheid, die we kennen als de Grote Leegte, die vol is van mogelijkheden. In het relatieve altijd de verwijzing naar het absolute indachtig zijn, houdt ons waakzaam, als de krijger. In de meditatie over het absolute af en toe de betrekkelijkheid van de werkelijkheid overwegen, - tenslotte is de theorie over het absolute ook slechts een wijze van zien die voortkomt uit ons denken - stelt ons in staat meteen van ons kussen op te springen als de buitenwereld in nood een beroep op ons doet. Zich blijven wentelen in het besef van een metafysische non-dualiteit is een luxe die je eventjes mag opzij zetten als de wereld schreeuwt om moreel handelen. Moreel goed handelen betekent alles in het werk stellen om lijden, pijn en beproeving op te heffen. Moreel fout handelen omvat alles wat verlichting van lijden belemmert: begeerte, haat, illusie.

____________________

1 Vertaling: J. Stellingwerff

2 Andere duale begrippenparen uit de tekst zijn: activiteit/passiviteit, stelligheid/ontkenning, echt/onecht, zus/zo, subject/object, grof/fijn, groot/klein, komen/gaan, rust/onrust, winst/verlies, goed/fout, beweging/stilstand, zijn/niet-zijn

3 Soetra over De identiteit van veelheid en eenheid.